Plan: | Zuiderwouder Dorpsstraat 60 te Zuiderwoude |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0852.BPKZUzuiderwd60019-va01 |
Dit bestemmingsplan is het bestemmingsplan Zuiderwouder Dorpsstraat 60 te Zuiderwoude (NL.IMRO.0852.BPKZUzuiderwd60019-va01). Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van maximaal twee woningen op het erf achter de Zuiderwouder Dorpsstraat 60 te Zuiderwoude. In de huidige situatie is daar een wijnloods aanwezig. De loods wordt gesloopt en vervangen door de beoogde nieuwe woningen. Dit bestemmingsplan voorziet derhalve in een actueel juridisch-planologisch kader waarbinnen de beoogde ontwikkeling tot stand kan worden gebracht.
figuur 1.1 Ligging plangebied
Geldende bestemmingsplannen
De huidige planologische regeling is vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013" (NL.IMRO.0852.BPKILUIWAZU013-va01), vastgesteld door de gemeenteraad van Waterland op 11 april 2013. Voorliggend bestemmingsplan vervangt de vigerende regeling voor zover het gaat om de gronden zoals (globaal) aangegeven op figuur 1.1. De exacte begrenzing van het plangebied is te zien op de verbeelding behorende bij voorliggend bestemmingsplan.
De planlocatie heeft de enkelbestemming 'Wonen - 2' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - wijnproeverij'. Daarnaast heeft de planlocatie de volgende dubbelbestemmingen:
Tot slot heeft de planlocatie de enkelbestemming 'Tuin - Onbebouwd'.
Binnen bovengenoemde bestemmingen is de realisatie van twee extra woningen op het perceel niet toegestaan. Derhalve is de voorgenomen ontwikkeling in strijd met de bestemming 'Wonen - 2'. Daarnaast wordt ook de toegestane bouwhoogte overschreden en wordt gebouwd op een plaats waar het bouwvlak ontbreekt.
figuur 1.2 uitnede bestemmingsplan Kernen Waterland 2013
Daarnaast heeft de gemeente Waterland het bestemmingsplan "Parapluplan-Waterland" (NL.IMRO.0852.BPWATparaplu2018-on01) vastgesteld op 7 juni 2018. Dit parapluplan heeft als doel enkele ondergeschikte aanpassingen in diverse geldende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen door te voeren en enkele beleidswijzigingen te verwerken. Het parapluplan heeft enkel betrekking op de in dat plan aangegeven vigerende regelingen. De voor de beoogde ontwikkeling relevante onderdelen uit het parapluplan zijn in voorliggend bestemmingsplan overgenomen.
Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruik- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Voor de verbeelding op papier wordt gebruik gemaakt van topografische en kadastrale ondergronden. Deze ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. Deze ondergronden dienen slechts ter oriëntatie. In het vaststellingsbesluit is opgenomen welke ondergrond is gebruikt bij het opstellen van het plan.
De ondergronden (waaronder luchtfoto's) die worden gebruikt op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl worden beschikbaar gesteld door de website zelf. Ook die ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. De gemeente heeft daar geen invloed op.
Deze toelichting is objectgericht opgezet. Er is gedacht vanuit het digitale systeem. Als men op de digitale verbeelding klikt, komen eerst de regels in beeld. Vervolgens wordt de toelichting op de regels gegeven. Van daaruit bestaan er doorklikmogelijkheden naar de andere delen van de toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd:
In dit hoofdstuk zijn de verschillende bestemmingen toegelicht. Alle bestemmingen starten met een toelichting waarin een bestemmingsomschrijving wordt weergegeven en waarin kort wordt ingegaan op de specifieke bouw- en gebruiksregels. Daarnaast wordt ingegaan op de afwijkingsregels. In de planregels zijn alle bestemmingen als volgt opgebouwd.
Bestemmingsomschrijving
Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is. Met aanduidingen wordt op enkele specifieke locaties extra functiemogelijkheden geboden.
Bouwregels
Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.
Specifieke gebruiksregels
Gronden en gebouwen worden gebruikt passend bij de bestemming. Indien nodig worden bepaalde gebruiksvormen uitgesloten. In enkele gevallen zijn objectieve grenzen opgenomen voor functies, zoals oppervlaktematen, hoogtes en dergelijke.
Afwijking van de bouw- en gebruiksregels
In het bestemmingsplan is voor een aantal omstandigheden de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Hierdoor krijgt het college de benodigde flexibiliteit af te wijken voor bepaalde, voorzienbare situaties. Van geval tot geval wordt daarvoor door het bevoegd gezag een afweging gemaakt.
Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege de benodigde afweging onder een afwijking zijn gebracht. Deze zogenoemde binnenplanse afwijkingen wordt slechts verleend na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.
Vergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die structureel ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een omgevingsvergunning is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud, normaal beheer of het normaal gebruik, is geen vergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten wordt vanuit het evenredigheidsbeginsel een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de functies van waaruit de vergunning wordt aangevraagd en de specifieke waarden die ter plaatse aanwezig zijn.
Het overgangsrecht is gericht op bouwwerken die met een vergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht is gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk verdwijnen of dat het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming raakt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.
In de regels wordt verwezen naar algemene toetsingscriteria. Dit speelt ten aanzien van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, landschappelijke, cultuurhistorische, natuurlijke waarden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en het beschermd dorpsgezicht van Zuiderwoude. Hieronder volgt een toelichting op deze criteria.
Het bebouwingsbeeld
Er moet worden gestreefd naar een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend bebouwingsbeeld. Dit betekent dat bij bebouwing wordt gestreefd naar:
De woonsituatie
Er moet rekening worden gehouden met het in stand houden en garanderen van een redelijke lichttoetreding, een redelijk uitzicht, de aanwezigheid van voldoende privacy en een goed woon- en leefmilieu.
De verkeersveiligheid
Verkeersveiligheid staat onder druk door de toename van (zwaarder) verkeer op de kleinere wegen. Deze wegen worden ook gebruikt voor toeristisch verkeer. Bij functies waarbij het verkeer toeneemt, moet een zorgvuldige afweging plaatsvinden. In een verkeersveilige situatie worden vrije uitzichthoeken bij kruisingen van wegen en uitritten gegarandeerd.
Milieusituatie
Hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking moet worden voorkomen. Bij de situering en omvang van milieubelastende functies moet erop worden gelet dat bestaande milieugevoelige functies niet in het functioneren worden beperkt. Omgekeerd moet er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in het functioneren worden beperkt. Voor de afweging worden de afstanden van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
De landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals onder andere de verkaveling van het (veenweide)gebied en de kenmerkende (lint)bebouwing maken deel uit van de identiteit van Waterland. Bij de afweging van het begrip landschappelijke en cultuurhistorische waarden is het in stand houden van deze waarden steeds onderdeel van het toetsingskader.
Gebruiksmogelijkheden
In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Bij een nieuw gebruik moet altijd worden getoetst aan het huidige gebruik van de aangrenzende bestemmingen. Het aangrenzend gebruik mag niet onevenredig worden gehinderd door het nieuwe gebruik.
Beschermd dorpsgezicht
Bij het toepassen van binnenplanse afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden en het verlenen van omgevingsvergunningen in Zuiderwoude moet rekening worden gehouden met de waarden van het beschermd dorpsgezicht. De waarden van het beschermd dorpsgezicht staan beschreven in bijlage 1.
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de gehanteerde bestemmingen in dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan kent de volgende (dubbel)bestemmingen:
Enkelbestemming:;
Dubbelbestemmingen:
Voor de bestemmingsregeling ten aanzien van wonen is grotendeels aangesloten bij de regeling ter plaatse van de Zuiderwouder Dorpsstraat zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013". In dat bestemmingsplan wordt echter onderscheid gemaakt tussen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'. De betreffende locatie valt binnen de bestemming 'Wonen - 2'. 'Wonen - 2' regelt de bestaande lintbebouwing, terwijl 'Wonen - 1' ziet op (onder meer) bebouwing van recentere aard. Omdat de te realiseren woningen onderdeel uitmaken van het lint, is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de bestemming 'Wonen - 2'.
Toelichting op de bestemming
De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op woningen in (de tweede lijn van) het lint van de kern Zuiderwoude. In Zuiderwoude is de lintbebouwing aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De reeds aanwezige woning op de planlocatie is direct in het lint gelegen. De beoogde ontwikkeling van maximaal twee woningen op de planlocatie is echter in de tweede lijn gelegen. Stedenbouwkundig gezien is de realisatie van maximaal twee woningen op de planlocatie een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin op de locatie een wijnloods is gevestigd. Door het bouwvlak op respectievelijk 3 en 9 meter van de naburige percelen te situeren, is eveneens sprake van een aanvaardbare verhouding met de belendingen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het beoogde bouwvlak de contouren van de huidige bebouwing op de planlocatie volgt, waardoor geen sprake is van een toename van bebouwd oppervlak.
De toename van bebouwd oppervlak wordt op de planlocatie tevens uitgesloten, doordat de bebouwingsbepalingen voor deze bestemming enkel onderscheid maken tussen hoofdgebouwen en andere bouwwerken. Het hoofdgebouw is het belangrijkste bouwwerk op het perceel, niet alleen qua bestemming maar ook qua bouwmassa. De realisatie van bijbehorende bouwwerken is niet mogelijk en dient inpandig plaats te vinden.
De toegelaten andere bouwwerken vormen een restcategorie wat niet een hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk is. Dit zijn de zogenaamde andere bouwwerken, zoals een schutting of een vlaggenmast.
Tussen de woningen zijn doorzichten naar het achterliggende landelijk gebied aanwezig. Deze bepalen het karakter van het bebouwingslint. Om deze waarde te behouden zijn voor de hoofdgebouwen bouwvlakken op de verbeelding opgenomen. De oppervlakte van de woonhuizen is vastgelegd middels een bouwvlak. Daar waar de doorzichten van grote waarde zijn, zjin de gronden bestemd tot Tuin - Onbebouwd.
De bestemming 'Wonen' biedt de mogelijkheid om ter plaatse van de specifieke maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden 2' zowel één 2-onder-1 kapwoning te realiseren als twee vrijstaande woningen. De onderzoeken die onderdeel uitmaken van de toelichting van dit bestemmingsplan, zijn vanuit een worst-case scenario gebaseerd op de realisatie van twee vrijstaande woningen (hoogste verkeersaantrekkende werking). De mogelijkheid om ook een 2-onder-1 kapwoning te realiseren doet aan het resultaat van de onderzoeken niets af. Eveneens zorgt de realisatie van een 2-onder-1 kapwoning niet voor een toename in het bebouwd oppervlak en/of het wegnemen van het bestaande doorzicht op de planlocatie, welke wordt beschermd door de dubbelbestemming 'Tuin - Onbebouwd'.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten toegestaan. Hiervoor mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning worden gebruikt. Daarnaast is op het perceel een rustpunt toegestaan.
Toelichting op de bestemming
Zoals hiervoor in paragraaf 2.2.1 reeds is toegelicht, is het plangebied gelegen in het beschermd dorpsgezicht van Zuiderwoude. De doorzichten naar het achterliggende gebied van de planlocatie is van grote (karakteristieke) waarde van het beschermd dorpsgezicht. Omdat de waarde van dit dorpsgezicht te beschermen zijn delen van percelen die open moeten blijven bestemd tot 'Tuin - Onbebouwd'. Hierdoor wordt het doorzicht naar het achterliggende landschap en het lintbebouwingsbeeld behouden. Dat het plan de realisatie van maximaal twee woningen in de tweede lijn van het lint mogelijk maakt, doet geen afbreuk aan het doorzicht dat van grote waarde is voor het beschermd dorpsgezicht van Zuiderwoude. Immers, wordt het doorzicht behouden door de bestemming 'Tuin - Onbebouwd' op deze relevante gronden te handhaven.
Toelichting op de bestemming
Voor de rioolleidingen geldt de bestemming 'Leiding - Riool'. Binnen de op de verbeelding aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van het riool.
Voor het uitvoeren werken en werkzaamheden, waaronder het egaliseren en ophogen van gronden, het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het in de grond drijven van voorwerpen, het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen en het planten van bomen en het aanbrengen van andere diepwortelende beplantingen is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens een vergunning wordt verleend wordt de leidingbeheerder om advies gevraagd.
Wijzigingsregels
Leiding verwijderen
Als het riool verdwijnt is het wenselijk de dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen. Daarvoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Toelichting op de bestemming
De provincie Noord-Holland heeft in de Provinciale Ruimtelijke Verordening een aantal aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. Verwezen wordt naar paragraaf 4.3.1 van voorliggend bestemmingsplan, waaruit blijkt dat het plangebied daar onderdeel van uitmaakt. De locatie heeft daarom de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig' gekregen, een en ander in overeenstemming met het bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013". Ter bescherming van deze waarde, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor bepaalde werken en werkzaamheden moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Dit betreft het aanleggen en dempen van sloten, ontgrondingen en andere ingrijpende wijzigingen in de bodemstructuur. Deze vergunning wordt slechts verleend als het gaat om werkzaamheden die geen onevenredige afbreuk doen aan de aardkundige waarden binnen de dubbelbestemming.
In paragraaf 5.4 wordt gemotiveerd dat de beoogde ontwikkeling geen afbreuk doet aan de beschermde aardkundige waarden in het plangebied.
Ter bescherming van archeologische waarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemmingen zijn mede bestemd ter behoud van de aanwezige archeologische waarden.
In de Archeologienota Waterland 2011 zijn verschillende zones opgenomen. Per zone is aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Bij ingrepen kleiner dan de genoemde oppervlakte en diepte is geen omgevingsvergunning noodzakelijk. Binnen het plangebied komt een archeologiegebied voor. In paragraaf 5.3 is dit gebied toegelicht.
Archeologisch onderzoek moet uitgevoerd worden door een gecertificeerd archeologisch onderzoeksbedrijf. Daarmee wordt gewaarborgd dat het onderzoek volgens de KNA-richtlijnen (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) wordt uitgevoerd.
Wijzigingsregels
Dubbelbestemming verwijderen
Als met archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologisch waarden aanwezig zijn, kan met een wijzigingsprocedure de dubbelbestemming worden verwijderd.
Toelichting op de bestemming
Zuiderwoude is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Voor de bescherming van de waarden hiervan is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming richt zich, naast de regels van de voorkomende bestemmingen, op het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
Het pittoreske Zuiderwoude is al circa duizend jaar oud. Daarmee is Zuiderwoude het oudste dorp van Waterland. In de 11e eeuw had het dorp al een eigen kapel. De ontginning van het dorp heeft in de 12e eeuw plaats gevonden vanaf de Ooster Ae. Daar liggen ook de oudste boerderijen. In de 16e en 17e eeuw beleefde het dorp een grote bloei met talrijke industriemolens en schepen die naar Suriname voeren en was het bijna twee maal zo groot als nu. Door de grote veepest in de 18e eeuw in combinatie met protectische maatregelen van Amsterdam raakte het dorp in verval. De nood was zelfs zo hoog dat het dorp de kerkklok aan Broek in Waterland heeft verkocht.
Vanwege de rijke historie van Zuiderwoude is het dorp aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De aanwijzing als beschermd dorpsgezicht is met name gericht op de ruimtelijke structuur van het dorp in samenhang met de historisch waardevolle bebouwing. Daarnaast gaat het om de directe relatie van het dorp met het omringende agrarische gebied. Het aanwijzingsbesluit van het beschermd dorpsgezicht is in bijlage 1 opgenomen.
De ruimtelijke structuur van Zuiderwoude wordt bepaald door de samenkomst van wegen en vaarwegen bij de kerk. Het deel van het dorp bij de kerk, vanouds de dorpskern, wordt gekenmerkt door een zekere beslotenheid ten opzichte van de rest van het dorp. De bebouwing ligt vooral langs de Zuiderwouder Dorpsstraat. In het gehele dorp zijn er doorzichten naar het achterliggende landschap aanwezig.
Zuiderwoude wordt gekenmerkt door een typische lintbebouwing bestaande uit overwegend karakteristieke arbeidershuisjes, enkele stolpboerderijen en kaakbergen. De bebouwing is klein van schaal. De verspringende rooilijnen geven het lint een afwisselend straatbeeld
De meeste gebouwen zijn opgetrokken met de karakteristieke houten gevelbekleding. In sommige gevallen wordt het hout gecombineerd met metselwerk. De eerste bouwlaag bestaat dan uit steen, terwijl de topgevel met hout is bekleed. Incidenteel komt het voor dat de woning of gebouwen met een bijzondere functie zoals de school in zijn geheel uit baksteen (soms ook met stucwerk) bestaat. De daken zijn met keramische dakpannen bekleed. Kenmerkend is het gevarieerde kleurgebruik, namelijk licht en donker groen, licht grijs en beige.
Later is aan de Gouw en Dwarsgouw nieuwbouw ontwikkeld. Het gaat om enkele vrijstaande en halfvrijstaande woningen.
In Zuiderwoude komen bijna uitsluitend woningen voor. Naast woningen zijn aanwezig: een begraafplaats, een basisschool, een dorpshuis een wijnloods (de planlocatie) en een theetuin.
Zuiderwoude heeft een groen karakter. Het groen is vooral te vinden in de privétuinen. De gemeente heeft slechts weinig groen in eigendom en beheer. Het meeste groen dat in beheer is bij de gemeente is geconcentreerd in de school en de N.H. Kerk.
Dit postzegelbestemmingplan richt zich op de locatie gelegen aan de Zuiderwouder Dorpsstraat 60 te Zuiderwoude. Ter plaatse van de planlocatie is in de huidige situatie een woonhuis met een wijnloods ten behoeve van wijnproeverijen gelegen. De locatie wordt begrensd door de Zuiderwouder Dorpsstraat ten noordoosten, bestaande bebouwing van het lint aan weerszijden en aan de zuidwestkant de primaire waterloop de Zwet. Aan de voor- en achterzijde van de woongebouwen ligt, achter de Zuiderwouder Dorpsstraat en de Zwet, agrarisch landschap.
figuur 3.1 Situatietekening bestaande situatie
Voor de voorgenomen ontwikkeling zijn door gemeente Waterland drie ruimtelijke kaders geformuleerd, te weten:
Deze uitgangspunten worden gerespecteerd. Op de huidige locatie van de wijnloods wordt (planologisch) de realisatie van maximaal twee woningen mogelijk gemaakt. De contouren van het bouwvlak voor de realisatie van deze woning(en) volgen, gelet op het uitgangspunt dat het bebouwd oppervlak gelijk moet blijven aan de wijnloods, daarom de lijnen van de huidige aanwezige bebouwing. De op te richten bebouwing dient plaats te vinden binnen het bouwvlak, bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van gebouwen of (bijbehorende) bouwwerekn is niet toegestaan. Daarnaast wordt bij de nadere bouwplanuitwerking rekening gehouden met het uitgangspunt dat bergingen inpandig gerealiseerd worden, waardoor ook deze niet zullen leiden tot extra bebouwing. De huidige bestemming 'Tuin - Onbebouwd' wordt gehandhaafd op de locatie (strook naast de huidige bebouwing), waardoor ook daar de realisatie van extra bebouwing wordt uitgesloten. Ook wordt voorzien in de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein. Op dit punt wordt nader ingegaan in paragraaf 5.2 van deze toelichting. Derhalve wordt voldaan aan de drie geformuleerde uitgangspunten door gemeente Waterland.
In de planregels van dit bestemmingsplan wordt de realisatie van maximaal twee steigers ten behoeve van de woningen mogelijk gemaakt.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat de huidige woning aan de Zuiderwouder Dorpsstraat 60 blijft behouden.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidskaders waar in dit bestemmingsplan rekening mee is gehouden.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Deze 13 nationale belangen zijn:
Dit besluit legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het beleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken.
Op dit moment legt het Barro geen restricties op voor de onderhavige locatie.
De Ladder is als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Wettelijk kader
De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Bro. Artikel 1.1.1. definieert relevante begrippen:
Artikel 3.1.6 van het Bro:
Relatie tot het bestemmingsplan
Voor dit project geldt dat het de locatie gelegen is binnen bestaand dorpsgebied. Het project is echter niet te typeren als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is sprake van de bouw van een tweetal woningen, op een locatie waar een woonbestemming vigerend is. De reden dat een nieuw planologisch kader wordt opgesteld, is gelegen in het feit dat op de planlocatie op basis van het huidige bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013" de realisatie van twee extra woningen niet is toegestaan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft in haar overzichtsuitspraak over de Ladder voor duurzame verstedelijking geoordeeld dat de realisatie van 11 woningen - of minder - niet is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, Bro (ECLI:NL:RVS:2017:1724).
De ontwikkeling van twee woningen kan derhalve niet aangemerkt worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking hoeft op basis van het Rijksbeleid in onderhavige situatie daarom niet doorlopen te worden.
In november 2018 heeft Provinciale Staten de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld.
De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
5 bewegingen
In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie worden verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving. Momenteel wordt nog aan de Omgevingsverordening gewerkt en is deze nog niet in werking getreden. Tot die tijd gelden nog de regels uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV, 17 september 2019). In de PRV zijn regels opgenomen die de provinciale belangen beschermen.
Relatie tot het bestemmingsplan
In onderstaande tabel wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de relevante bepalingen uit de PRV. Hierbij is het uitgangspunt genomen dat de ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied is gelegen. Het plangebied heeft immers reeds een stedelijke functie (woonbestemming) en maakt onderdeel uit van een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen. Het plangebied past daarmee binnen de definitie van bestaand stedelijk gebied ex. artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), waarnaar de PRV verwijst.
Artikel PRV | Inhoud | Conclusie |
Artikel 1 Algemene bepalingen | 1. Onder bestaande functies en bebouwing worden begrepen: a. functies en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig zijn of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of kan worden verleend; b. functies en bebouwing die kunnen worden toegestaan op grond van onherroepelijke besluiten van gedeputeerde staten of provinciale staten op het moment van inwerkingtreding van deze verordening of; c. het vervangen van rechtmatig aanwezig zijnde bebouwing door bebouwing van gelijke aard, omvang en karakter. 2. In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid is sprake van nieuwe functies en nieuwe bebouwing, daaronder begrepen uitbreiding van bestaande functies en bestaande bebouwing, tenzij anders is bepaald. |
De ontwikkeling behelst de realisatie van nieuwe bebouwing zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid PRV. |
Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling | 1. Een bestemmingsplan (of omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan) kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. 2. Gedeputeerde staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid. |
Met dit artikel wordt aangesloten op de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het artikel is in de PRV opgenomen zodat regionale afstemming gehandhaafd blijft. In paragraaf 4.2.1 is reeds aangegeven dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, onder i Bro, omdat de voorgenomen ontwikkeling enkel de realisatie van twee woningen behelst. Regionale afstemming is in principe niet noodzakelijk. Echter, uit de in de regio gemaakte afspraken blijkt dat behoefte is aan extra woningen. Onderhavig plan kan in deze behoefte voorzien. Voor een nadere onderbouwing hiervan wordt verwezen naar paragraaf 4.4. |
Artikel 5c Kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied |
Een bestemmingsplan maakt klienschalige ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied uitsluitend mogelijk binnen bestaande bestemmingsvlakken die al voorzien in een stedelijke functie. | Het bestemmingsplan voorziet niet in een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Derhalve is dit artikel niet van toepassing. Overigens wordt de beoogde ontwikkeling wil binnen een bestaand bestemmingvlak gerealiseerd die al voorziet in een stedelijke functie, namelijk de woonfunctie. |
Artikel 8 Aardkundige waarden | Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 6 van de Provinciale Milieuverordening wordt in de toelichting van een bestemmingsplan aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied, zoals aangegeven op kaart 10 en op de digitale verbeelding ervan, voorkomende bijzondere aardkundige waarden zoals beschreven in het bijlage-rapport Actualisatie Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 12 januari 2004, nr. 68). | Ten behoeve van de bescherming van aardkundige waarden is de dubbelbestemming 'Waarde – Aardkundig' opgenomen. In paragraaf 5.4 wordt nader aandacht besteed aan de aardkundige waarden i.r.t. het plan. |
Artikel 8a Overstromings-robuust inrichten |
In de toelichting van een bestemmingsplan wordt een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van en bij overstroming en de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken. | Het conceptbestemmingsplan is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de watergerelateerde aspecten. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.5 van deze toelichting. |
Artikel 25 Weidevogelleefgebied | 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op weidevogelleefgebieden, voorziet niet in: a. de mogelijkheid van nieuwe bebouwing, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan; b. de mogelijkheid van aanleg van nieuwe weginfrastructuur; c. de mogelijkheid van aanleg van bossen of boomgaarden; d. de mogelijkheid verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren, en; e. de mogelijkheid werken uit te voeren die realisatie van nieuwe peilverlagingen mogelijk maken. 2. In een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid wordt de aanleg van hoog opgaande beplantingen of laanbeplanting afhankelijk gesteld van een aanlegvergunning, als bedoeld in artikel 3.3. sub a. van de Wet ruimtelijke ordening. |
Het plangebied is niet gelegen in een weidevogelleefgebied, maar grenst hier wel aan. Om die reden is in de uitgevoerde quickscan Wet natuurbescherming wel stilgestaan bij het effect van de voorgenomen ontwikkeling op het weidevogelleefgebied (zie hiervoor tevens paragraaf 5.12 en bijlage 4). Op basis van de aard en schaal van de ontwikkeling is geconcludeerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dat door de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten voor het weidevogelleefgebied optreden. |
Artikel 32 Windturbines |
Een bestemmingsplan voorziet niet in bestemmingen en regels die het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk maken. | Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe windturbines als bedoeld in de PRV mogelijk. |
Artikel 33 Energie en duurzaam bouwen | 1. Bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie, (herstructurering) bedrijventerreinen, kantoorlocaties en glastuinbouw dienen te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie, biomassa. 2. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen. | In de bestemmingsregeling ten aanzien van wonen is geregeld dat ondergeschikt aan de hoofdfunctie de gronden mede bestemd zijn voor kleinschalige duurzame energieopwekking. Daarnaast wordt verwezen naar paragraaf 4.6.6,waarin is aangegeven op welke wijze het aspect duurzaamheid is verwerkt in dit plan. |
tabel 4.1 Artikelen PRV in bestemmingsplan
Conclusie
Door rekening te houden met de relevante provinciale belangen is het bestemmingsplan in lijn met het provinciale beleid en treden er geen belemmeringen op voor de vaststelling. Dit plan is eveneens voorgelegd aan de provincie Noord-Holland in het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Bro, waarop de provincie te kennen heeft gegeven dat de voorgenomen ontwikkeling niet strijdig is met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De regio Waterland heeft in 2009 de Regiovisie Waterland 2040 opgesteld. Het motto van de Regiovisie is: Vitaal met Karakter. De Regiovisie Waterland 2040 vormt de basis voor de gemeentelijke plannen die gemaakt gaan worden. Tevens wordt de visie gebruikt voor het inbrengen van de mening van de regio Waterland bij plannen van de Provincie Noord-Holland en die van de Metropoolregio Amsterdam. Volgens de visie dient de sociaal-economische vitaliteit van de kernen te worden bewaakt. Hieraan dient het ruimtelijke beleid zoveel mogelijk bij te dragen, zonder het authentieke karakter van het landschap aan te tasten. Verder is er een "plus" nodig op het gebied van woningbouw ter bevordering/instandhouding van de vitaliteit van de kernen. Daarbij horen ook de locaties van Waterlands Wonen, die kwantitatief tot 2020 nog niet zijn ingevuld. Deze dienen na 2020 verder te worden ontwikkeld.
De woningbouw in het plangebied draagt bij aan de sociaal-economische vitaliteit van Zuiderwoude. De toekomstvisie vormt geen belemmering ten aanzien van dit bouwplan.
De Metropoolregio Amsterdam is een gewilde plek om te wonen en te werken. Het aantal inwoners en banen groeit sterker dan het landelijk gemiddelde. Als gevolg van de groeiende vraag stijgt het gemiddelde aantal mensen per woning. Hetzelfde geldt voor de prijzen van koopwoningen. Verder zorgen demografische veranderingen voor andere eisen aan het woningbestand.
Tot 2040 zijn netto circa 250.000 woningen nodig in de MRA. Een onderbouwing van deze cijfers is opgenomen in het rapport Bevolkingsprognose Noord-Holland 2017-2040. Gezien de omvang van de opgave zet de metropoolregio reeds in op:
Onderstaande tabel geeft voor de periode 2017 - 2040 hiervoor de kwantitatieve basis zoals die voortkomt uit deze prognose. Regio's kunnen deze tabel gebruiken bij het opstellen van hun regionale actieprogramma's. Voor de provincie vormen ze, tot het uitkomen van de nieuwe prognose het uitgangspunt voor het beoordelen van nut en noodzaak van nieuwe woningbouwontwikkelingen.
tabel 4.2 Tabel woningbehoefte
Uit de tabel valt op te maken dat de woningbouwbehoefte in de gemeente Waterland in 2017 het grootst was. In de periode tot 2020 is deze woningbouwbehoefte minder groot, maar nog steeds aanwezig. in de periode 2025 tot 2040 is te zien dat de woningbouwbehoefte toeneemt. Tot 2040 zijn ten opzichte van het jaar 2017 nog circa 700 woningen nodig om te voorzien in de woningbehoefte. De voorgenomen ontwikkeling levert een kleine bijdrage aan deze opgave, door de realisatie van twee woningen.
Het waterbeleid is vastgelegd in verschillende beleidsdocumenten. Op Rijksniveau is het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Daarnaast is het Beheer- en Ontwikkelplan voor Rijkswateren 2016-2021 van belang. Het regionale waterbeleid tot 2040 en de prioriteiten van de provincie op het gebied van waterveiligheid en schoon en voldoende (drink)water in de periode 2016-2021 is opgenomen in de Watervisie 2021. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterprogramma 2016-2021 en de Keur 2016.
In dit specifieke plan is vooral het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier van belang. In paragraaf 5.5 is een beschrijving gemaakt van de waterrelevante zaken. Dit bestemmingsplan voldoet daarmee aan het waterbeleid.
Op 9 maart 2017 heeft de raad van de gemeente Waterland de Omgevingsvisie Waterland 2030 vastgesteld. Het motto van de omgevingsvisie is 'Het Nieuw Waterlands Peil', de nieuwe handelsgeest van de gemeente Waterland.
Kernprincipes
In de omgevingsvisie zijn voor nieuwe ontwikkelingen vijf kernprincipes geformuleerd, te weten:
De historie, het landschap en de natuur vormen het vertrekpunt voor de voorgenomen ontwikkeling. De planlocatie is gelegen binnen de grenzen van het beschermd dorpsgezicht Zuiderwoude. Voor dit beschermd dorpsgezicht zijn met name de doorzichten vanuit het dorpslint naar het achterland beschermingswaardig. Dit doorzicht wordt in het bestemmingsplan 'Kernen Waterland 2013' behouden door de bestemming 'Tuin - Onbebouwd'. Onderhavig plan respecteert dit doorzicht omdat geen bebouwing wordt gerealiseerd op deze bestemming. De bestemming 'Tuin - Onbebouwd' is overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. In het vooroverleg is het plan ter advies voorgelegd aan de Monumenten- en welstandscommissie Waterland. Zij hebben aangegeven dat door dit plan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse kan verbeteren. Wel hebben zij in het advies een aantal aandachtspunten meegegeven ten aanzien van architectuur en verhouding tot belendingen. Bij de verdere (detail)uitwerking van het bouwplan worden deze aandachtspunten meegenomen en worden de plannen opnieuw voorgelegd aan de Monumenten- en welstandscommissie Waterland. De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met kernprincipe 1.
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal twee woningen, waardoor de ontwikkeling kleinschalig van aard is en wordt voldaan aan kernprincipe 2.
Tevens wordt met voorgenomen ontwikkeling, wellicht in mindere mate, ingespeeld op kernprincipes 3 t/m 5. Zo wordt de stad op afstand gehouden, maar worden de verbindingen met de stad versterkt doordat de ontwikkeling in (geringe mate) bijdraagt aan het opvangen van de regionale woningbouwbehoefte (kernprincipe 3). Tevens wordt in het plan zoveel mogelijk rekening gehouden met het aspect duurzaamheid (zie paragraaf 3.3, kernprincipe 4) en wordt het water aan de achterzijde van de kavel enerzijds gerespecteerd door het intact te houden en anderzijds wordt de belevingswaarde versterkt door de realisatie van twee steigers (kernprincipe 5).
Identiteit
Naast de kernprincipes die gelden voor alle nieuwe ontwikkelingen, zijn in de omgevingsvisie ook waarden opgenomen voor de specifieke identiteit van de verschillende gebieden die Waterland kent. Ontwikkelingen in een gebied moeten zijn geënt op deze waarden en moeten deze waarden het liefst niet alleen respecteren maar ook versterken. De planlocatie is gelegen in het buitengebied van Waterland, welke bestaat uit verschillende buitengebieden met hun eigen kwaliteit. De planlocatie is gelegen in deelgebied I 'De veenweiden: natuur(lijk) met boeren'. Een groot deel van het buitengebied is veenweidegebied; een oerhollands landschap, open met een grillig verloop van wegen, waterlopen en meertjes, met bloemrijk grasland en weidevogels en vooral ook met vee. Een mozaïek van natuur en landbouw waar het water tot het randje van de sloten staat. Een gebied dankzij de veehouderij, want koeien onderhouden dit landschap. 'Natuur(lijk) met boeren', zo zien de Waterlanders dat.
De waarden van de veenweiden luiden als volgt:
De voorgenomen ontwikkeling behelst de realisatie van maximaal twee woningen op de planlocatie. De planlocatie is gelegen in de kern Zuiderwoude en de twee woningen worden in de tweede lijn van het bebouwingslint Zuiderwoude gerealiseerd. Stedenbouwkundig gezien is de realisatie van maximaal twee woningen op de planlocatie een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarin op de locatie een wijnloods is gevestigd. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat het bouwvlak voor de nieuw te realiseren woningen, de contouren van de huidige bebouwing op de planlocatie volgt en de realisatie van bijbehorende bouwwerken is uitgesloten. Hierdoor wordt geborgd dat geen sprake is van een toename van bebouwd oppervlak ten opzichte van de huidige planologische situatie. Eveneens wordt hiermee, tezamen met het overnemen van de bestemming 'Tuin - Onbebouwd', het open doorzicht naar het achterliggende landelijk gebied wordt geborgd. Het achterliggend landelijk gebied bestaat uit zowel weidevogelleefgebied als het zogeheten boerenland. De doorzichten naar dit gebied bepalen het karakter van het bebouwingslint. De aanwezige sloot aan de achterzijde van het plangebied blijft behouden.
De voorgenomen ontwikkeling respecteert derhalve de waarden van het deelgebied 'De veenweiden: natuur(lijk) met boeren'.
Kernopgaven
Naast de hiervoor genoemde kernprincipes, is in de omgevingsvisie ook de kernvisie 'Het Nieuw Waterlands Peil' opgenomen. De kernvisie bevat een aantal kernopgaven, die gebaseerd zijn op de identiteit van Waterland en de deelgebieden daarbinnen. Hierbij komen aspecten aan de orde als ruimte, cultuur, drukte en rust.
Een van de kernopgaven voor alle kernen in Waterland is om te voorzien in woonruimte voor starters, jongeren en senioren. Om dit te bereiken zijn in de visie een aantal opgaven geformuleerd. Voor o.a. de kleine kern Zuiderwoude is het uitgangspunt in de omgevingsvisie dat een onderzoek naar woningbouwmogelijkheden wordt opgestart. Deze kleine kernen zijn kleine gemeenschappen sterk verweven met het landschap. Woningbouw zal hier altijd in (zeer) kleine aantallen aan de orde zijn. Een redelijke mate van consensus is juist in deze kleine kernen erg belangrijk. Ook in de kleine kernen zullen transformaties van niet-woonfuncties naar woonfuncties binnen de mogelijkheden van de milieuregelgeving positief worden benaderd.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de sloop van de aanwezige wijnloods op het perceel en in de nieuwbouw van maximaal twee woningen. Met de voorgenomen bestemmingswijziging wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - wijnproeverij' verwijderd en is enkel nog een woonfunctie toegestaan op het perceel. Het huidige bebouwde oppervlak ter plaatse van de huidige wijnloods wordt met het beoogde plan niet overschreden, derhalve blijft het plan kleinschalig van aard (max. twee woningen) en past het plan binnen de structuur van het lint van Zuiderwoude.
Naast de specifieke opgave voor Zuiderwoude, geldt voor alle kernen dat generatiewonen en het splitsen van woningen onder voorwaarden wordt toegestaan om het aandeel kleinere en betaalbare woningen te laten groeien (dit biedt ruimte voor jongeren, starters en voor de groeiende groep kleine huishoudens). In dit bestemmingsplan is een passende regeling opgenomen voor generatiewonen. Bij generatiewonen wordt in planologische zin geen extra woning toegevoegd.
Behalve deze gebiedsopgave(n) is het van belang om te zorgen voor voldoende bereikbaarheid van de oude kernen. In paragraaf 5.2 van deze toelichting is nader ingegaan op de ontsluiting van het plangebied. Daaruit kan in ieder geval worden opgemerkt dat het beoogde plan geen belemmering vormt voor de bereikbaarheid van de kern Zuiderwoude. Daarnaast wordt - conform het gemeentelijk parkeerbeleid - voorzien in de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein.
Tot slot zijn duurzaamheid en waterbestendigheid ook belangrijke opgaven binnen de gemeente Waterland. Op deze aspecten wordt respectievelijk in paragraaf 4.6.6 en paragraaf 5.5 nader ingegaan. Zo vormt het gasloos uitvoeren van de beoogde woning(en) een randvoorwaarde en wijzigt de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het plangebied niet.
Draagvlak
Voor het verkrijgen van maatschappelijk draagvlak is in het verleden overleg geweest met de directe buren waarbij zij hebben aangegeven niet negatief tegenover de herontwikkeling van de wijnloods te staan. De dorpsraad van Zuiderwoude heeft aangegeven geen standpunt in te nemen op dit verzoek.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met de Omgevingsvisie Waterland 2030 is.
Op 23 december 2015 is de Woonvisie Waterland 2020 vastgesteld. Het gaat om een brede visie op het wonen met beleidskaders en een uitvoeringsagenda. Het is een visie voor de middellange termijn, die rekening houdt met actuele regelgeving en gebaseerd is op feitelijke en toekomstige ontwikkelingen op de woningmarkt. De gemeente wil prestatieafspraken maken met de corporaties. Woonbeleid, zoals deze woonvisie, is daardoor een voorwaarde. Deze woonvisie vormt dan ook de basis voor een bod van de corporaties en is daarmee het startpunt voor het maken van afspraken met de in de gemeente werkzame corporaties en de huurdersorganisaties. Opgaven waar de gemeente onder meer voor staat zijn de groeiende woningbehoefte, de veranderende vraag naar woningen en het vergroten van de doorstroming en de kwaliteit van de woningvoorraad in het kader van duurzaamheid.
De gemeente geeft aan tegemoet te willen komen aan de natuurlijke groei van de gemeente en kernen, door het selectief toevoegen van nieuwe woningen. De verwachtte groei van de woningbehoefte zou idealiter leiden tot een uitbreiding van de woningvoorraad met circa 50-80 woningen per jaar. Waterland wil echter groeien met behoud van kwaliteit. Hierin speelt het groene karakter van de gemeente een hoofdrol. Dit stelt grenzen aan de groei. In de woonvisie wordt uitgegaan van een plancapaciteit van 500 woningen tot 2040, hoofdzakelijk uitbreidingen. Toekomstige locaties moeten bij voorkeur binnen bestaand stedelijk gebied (zoals omschreven in de Provinciale Ruimtelijke Verordening) worden gezocht.
Met de realisatie van twee woningen binnen bestaand stedelijk gebied, wordt voorzien in natuurlijke groei van de kern Zuiderwoude. Het perceel ligt in het lint van de kern Zuiderwoude en de twee woningen komen in plaats van de reeds aanwezig wijnloods op het perceel. Daar komt nog bij dat op de planlocatie reeds één woning aanwezig is en dat de planlocatie wordt omringd door woningen. De huidige bestemming 'Tuin - Onbebouwd' dat op de planlocatie rust wordt overgenomen, waardoor het reeds aanwezige open doorzicht behouden blijft. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling aansluit bij het uitgangspunt van de gemeente om te groeien met behoud van kwaliteit.
De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Waterland 2013. In de Welstandsnota worden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. De algemene welstandscriteria gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk past in zijn omgeving. (Ver)bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota.
De onderhavige ontwikkeling is reeds voorgelegd aan de Monumenten- en welstandscommissie Waterland (de Welstandscommissie), die in hoofdlijnen positief heeft gereageerd op de ontwikkeling. Zij hebben daarbij wel een aantal aandachtspunten meegegeven. Bij de verdere uitwerking van de bouwplannen dienen de detailuitwerkingen aan de Welstandscommissie te worden voorgelegd, waarbij tevens zal worden beoordeeld op welke wijze het advies is verwerkt in het ontwerp.
Door een wijziging van de Woningwet is de aanvullende werking ten aanzien van parkeren zoals opgenomen in de Bouwverordening te vervallen. Omdat het wenselijk blijft te voorzien in voldoende parkeerruimte bij ruimtelijke ontwikkelingen, heeft de gemeente Waterland beleid vastgesteld waarin wordt omschreven op welke wijze de parkeerbehoefte dient te worden bepaald. Het beleid 'Parkeerbehoefte, laad- en losruimte gemeente Waterland' is eveneens als uniforme regeling in het bestemmingsplan 'Waterland - Parapluplan 2018' opgenomen. Dit beleid is vertaald in de regels van voorliggend bestemmingsplan.
In paragraaf 5.2 is de parkeersituatie van de toekomstige situatie omschreven. Daarmee is voorliggend bestemmingsplan in lijn met het gemeentelijk beleid.
De Nota Grondbeleid Gemeente Waterland 2016 geeft de kaders waarbinnen het college van burgemeester en wethouders het grondbeleid uitvoert. Het doel van het te voeren grondbeleid van de gemeente Waterland is het bevorderen van het gewenste ruimtegebruik en de ruimtelijke kwaliteit en het bevorderen van een rechtvaardige verdeling van kosten en opbrengsten. Dit doel kan (mede) worden bereikt door het meewerken aan ruimtelijke plannen van derden. Bij ruimtelijke plannen van derden waarbij een planologische maatregel moet worden genomen en vanuit de Wro de verplichting bestaat om de kosten van gemeentelijke grondexploitatie te verhalen, wordt gewerkt met exploitatieovereenkomsten en -plannen. In paragraaf 6.4 wordt hier nader op ingegaan.
De gemeente heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn. Dit betekent dat in 2050 alleen energie van hernieuwbare bronnen (zon, wind, biomassa, aardwarmte) wordt gebruikt, voor alle gebouwen (woningen, kantoren, bedrijfspanden) en voor het verkeer en vervoer op het grondgebied van de gemeente Waterland. Om dit te bereiken zet de gemeente sterk in op duurzaamheid, echter, met oog voor de kenmerkende waarden binnen de gemeente. De gemeente streeft naar een duurzame ontwikkeling van het kenmerkende (water)landschap en de mooie stads- en dorpsgezichten.
Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor de realisatie van maximaal twee woningen. De nadere uitwerking van deze woning(en) is (zijn) nog niet bekend. Randvoorwaarde voor de woningen is, dat deze gasloos worden uitgevoerd. Hierbij wordt gedacht aan het gebruik van een warmtepomp voor warm water en verwarming. Daarnaast zal bij de nadere uitwerking van de woning(en) aandacht besteed te worden aan duurzaam materiaalgebruik.
Het handhavingsbeleid van de gemeente is vastgelegd in de Nota integrale handhaving 2016-2020. Deze nota geeft het kader en de strategie voor de uitvoering van toezicht en handhaving op het gebied van onder meer bouwen, ruimtelijke ordening, brandpreventie, openbare buitenruimte voor de jaren 2016-2020. De handhaving richt zich in brede zin op 'het doen naleven van regelgeving'. Het handhavingsbeleid is van toepassing op de planologische regelingen voortvloeiend uit dit bestemmingsplan.
De gemeente Waterland heeft een groen en landelijk karakter. Om de bestaande en potentiële waarden van het groen te behouden en in de toekomst verder te ontwikkelen is in 2008 de Groenvisie 2016 vastgesteld. Deze visie biedt aanknopingspunten voor de groene ontwikkelingen binnen de gemeente en vormt de basis voor het beheer. Het perceel maakt geen deel uit van waardevolle groenelementen zoals beschreven in de Groenvisie 2016.
Uit bovenstaande paragrafen blijkt dat het rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid geen belemmering vormen voor de realisatie van twee woningen op de planlocatie.
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
In het kader van de herontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte dient het Beleid 'Parkeerbehoefte, laad- en losruimte gemeente Waterland' in acht te worden genomen. Dit beleid verwijst naar de kencijfers van de CROW en geeft hierop enkele aanvullingen/voorwaarden voor de berekening.
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal twee woningen mogelijk. Worst-case is in dit geval de parkeerbehoefte bepaald voor het woningtype vrije sector duur vanaf €351.000. De gemiddelde parkeernorm op basis van het CROW wordt gehanteerd voor koop, vrijstaand in het buitengebied. Dit betreft een gemiddelde parkeernorm van 2,4 per woning. De voorgenomen ontwikkeling voegt twee woningen toe. Dit betekent dat in totaal 4,8 parkeerplaatsen op eigen terrein nodig zijn (2 x 2,4 = 4,8 pp).
In voorliggend plan worden de vereiste vijf parkeerplaatsen op eigen terrein op drie lange opritten zonder garage of carport gerealiseerd. Voor parkeerplaatsen op eigen terrein geldt een omrekenfactor. Zo geldt voor een lange oprit zonder garage of carport dat 2 parkeerplaatsen in de parkeerberekening voor 1,2 parkeerplaatsen moeten worden meegeteld. Deze 5 parkeerplaatsen tellen in de berekening mee als 3 parkeerplaatsen (2 x 1,2 = 2,4 pp en 1 x 0,6 = 0,6 pp. Totaal = 3 pp).
In totaal dienen dus nog 3 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Deze 3 parkeerplaatsen kunnen eveneens voorzien worden op eigen terrein. Het totaal komt dus uit op 8 parkeerplaatsen op eigen terrein. Derhalve kan gemakkelijk voorzien worden in de parkeerbehoefte en wordt voldaan aan het parkeerbeleid van gemeente Waterland.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de reeds aanwezige parkeerplaatsen voor de bestaande woning in het plangebied, duurzaam in stand gehouden worden.
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie als gevolg van de toevoeging van de twee woningen bedraagt 17 motorvoertuigen per etmaal op een gemiddelde werkdag. De Zuiderwouder Dorpsstraat kan deze verkeersgeneratie binnen het bestaande wegprofiel goed opvangen. Er ontstaan geen ongewenste of onveilige verkeerssituaties als gevolg van dit bestemmingsplan.
Ontsluiting
Ontsluiting van de locatie geschiedt conform de huidige situatie via de Zuiderwouder Dorpsstraat en blijft daarmee ongewijzigd.
De planlocatie heeft op basis van het bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013" de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor deze gronden geldt dat indien grondroerende werkzaamheden plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
De voorgenomen ontwikkeling realiseert twee woningen over een oppervlakte van circa 173 m2. Derhalve is een archeologisch onderzoek niet vereist. Wel wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
De provincie Noord-Holland heeft de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en cultuurhistorie - die deel uitmaakt van de verordening - en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten en historische dijken.
In het plangebied komen diverse cultuurhistorische elementen voor. Hieronder volgt een beschrijving.
Beschermd dorpsgezicht
Zuiderwoude is aangewezen als beschermd dorpsgezicht (zie paragraaf 3.1 en bijlage 1). Voor het beschermd dorpsgezicht is een dubbelbestemming opgenomen. Met deze dubbelbestemming worden de karakteristieke waarden van het beschermd dorpsgezicht beschermd.
Aardkundig waardevolle gebieden
Het plangebied is op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening aangewezen als aardkundig waardevol gebied (zie ook paragraaf 4.3). Het betreft het aardkundig waardevol gebied 'Ae- en Die gebied'. Dit gebied is representatief voor het voormalige veenlandschap. Hier komen brede en goed zichtbare inbraakgeulen voor, welke uniek zijn voor dit gebied. Het gebied wordt doorsneden door enkele kreekbeddingen, waaronder de veenrivieren de Ae en de Die.
Het aardkundig waardevol gebied wordt in dit bestemmingsplan beschermd met de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig'. De bescherming van het aardkundig waardevol gebied ziet er op toe dat de (eventueel) aanwezige waterlopen niet verlegd mogen worden, ontwatering moet worden tegengegaan en tevens geen gebiedsvreemd water wordt ingelaten.
Dit bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om maximaal twee woningen te realiseren, op de locatie waar in de huidige situatie een wijnloods aanwezig is. Het bouwvlak voor de beoogde woningen, is niet groter dan het huidige bebouwde oppervlakte ter plaatse van de wijnloods. Er is geen sprake van het verleggen van waterlopen, ontwatering of het inlaten van gebiedsvreemd water. Met de voorgenomen ontwikkeling worden de bestaande aardkundige waarden niet onevenredig aangetast.
Het bestemmingsplan bevat een beschermingsregeling in verband met het beschermd dorpsgezicht en aardkundige waarden. Het beoogde plan heeft eveneens geen onevenredige aantasting van de aardkundige waarden in het plangebied tot gevolg.
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het hoogheemraadschap heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan beleidsregels.
Voor dit bestemmingsplan is de digitale watertoets doorlopen, waaruit blijkt welke waterbelangen een rol spelen bij de ontwikkeling. Uit het advies van 6 maart 2018 blijkt overleg met het hoogheemraadschap noodzakelijk in verband met een gedeeltelijke ligging van het plangebied in een zonering van primaire waterlopen. Voor het overige worden geen waterhuishoudkundige belangen geraakt, althans niet in negatieve zin.
Zonering primaire waterlopen
Als gevolg van de ligging van (een deel van) het plangebied binnen een zone ter bescherming van primaire waterlopen, is overleg met het hoogheemraadschap noodzakelijk. Figuur 5.1 toont de ligging van de zone, met het plangebied omkaderd in het rood. In het kader van het bestuurlijk vooroverleg zijn de plannen voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
figuur 5.1 primaire waterloop (bron: legger wateren 2019 HHNK)
Aangegeven is dat het plangebied in het peilgebied 5170-1 Waterlandsboezem ligt en aan een primaire waterloop grenst. Dit is een belangrijke watergang voor de doorstroom naar het gemaal de Poel.
Het natte profiel ligt in onderhoud bij het hoogheemraadschap. Het droge talud is in onderhoud bij de aangrenzende eigenaar. De bestaande beschoeiing blijft behouden, waardoor niet gekeken hoeft te worden naar een nieuwe invulling van het talud.
In het plan krijgen beide woningen een steiger. De Keur schrijft voor dat per woning 1 steiger, met een maximale lengte langs de oeverlijn van 6 meter en 1 meter vanaf de oeverlijn, mag worden aangelegd onder de voorwaarden van de Algemene Regels van de Keur 2016. Het onderhoud en behoud van goede doorstroming onder en 1 meter rondom de constructie is de verantwoordelijkheid van de eigenaar.
Voor werken in, op, bij, naast waterstaatswerken dient een vergunning te worden aangevraagd.
Waterkwantiteit
De woningen worden gesitueerd op gronden die in de huidige situatie al verhard zijn in verband met de wijnloods. Uit de watertoets blijkt eveneens dat de gronden niet of nauwelijks worden verhard ten opzichte van de huidige (planologische) situatie. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Waterkwaliteit en riolering
In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat voor de nieuwe ontwikkeling een gescheiden stelsel kan worden aangelegd.
Verder dient met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te worden voorkomen.
De watertoets is doorlopen, hieruit blijkt dat er geen waterschapsbelangen worden geschaad. De waterhuishoudkundige situatie vormt geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
In het plangebied ligt een rioolpersleiding. Deze leiding is op de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013" opgenomen en beschermd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Rondom deze leiding geldt een zone waarbinnen in beginsel geen bebouwing is toegestaan. Hier kan van worden afgeweken middels een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende rioolpersleiding.
Op onderstaande afbeelding is de exacte locatie van de leidingen weergegeven.
figuur 5.2 exacte locatie rioolleiding
Op de afbeelding is te zien dat de leidingen in de huidige situatie onder de wijnloods doorlopen. Het betreft en vrijvervalriolering, drukriolering en bijbehorende stroomleiding voor de pompen. In de toekomstige situatie wordt de realisatie van maximaal twee woningen op de locatie van de wijnloods mogelijk gemaakt. Omdat het in principe niet gewenst is bebouwing boven de leidingen te hebben, in verband met het uit te voeren onderhoud, wordt onderzocht of de leidingen verlegd kunnen worden. Hierover vindt overleg met de gemeente plaats.
Vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen, is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.
Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.
In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.
tabel 5.1 Richtafstanden bedrijven en milieuzonering
Het plangebied is gelegen in de lintbebouwing van Zuiderwoude. Er zijn in de nabijheid van het plangebied geen bedrijven gesitueerd die in het kader van bedrijven en milieuzonering milieuhinder veroorzaken of belemmeringen in de bedrijfsvoering kunnen ondervinden als gevolg van de toevoeging van twee woningen.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Normen voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
Plaatsgebonden risico (PR):
Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.
Groepsrisico (GR):
Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een verantwoordingsplicht, kan afwijken. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Daarnaast ligt het plangebied buiten de invloedssfeer van transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water.
De dichtstbijzijnde transportroute van gevaarlijke stoffen over de weg betreft de N235, voor transport over water geldt het Noordhollandsch Kanaal als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Beiden liggen op een afstand van hemelsbreed ca. 6 km tot het plangebied. Het plangebied ligt daarmee ruim buiten in de invloedssferen van deze transportroutes.
In februari 2018 zijn de plannen in het kader van het vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan door de gemeente voorgelegd aan de Veiligheidsregio. De veiligheidsregio heeft op 20 februari in een reactie laten weten dat de veiligheidsregio vanuit externe veiligheid geen noodzaak ziet een advies uit te brengen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.
De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
De gronden kennen in het bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013" reeds een woonbestemming. Dit betekent dat de gronden ten tijde van de vaststelling van dat bestemmingsplan al geschikt waren voor het beoogde gebruik. Omdat op het moment dat de omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' wordt aangevraagd een bodemonderzoek overlegd dient te worden, is door APS Milieu B.V. een verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.
De resultaten uit dit onderzoek luidden als volgt.
Bodemonderzoek
De grindige, zandige bovengrond (MM01) is licht verontreinigd met PCBs, lood, kwik, zink en PAK. Wat betreft hergebruik wordt deze grond indicatief ingedeeld in de klasse 'industrie'.
De matig tot sterk baksteenhoudende zandige ondergrond (MM02) is licht verontreinigd met PCBs, minerale olie, kobalt, nikkel, lood, kwik, zink, barium en PAK. Wat betreft hergebruik wordt deze grond indicatief ingedeeld in de klasse 'altijd toepasbaar'.
De venige ondergrond (MM04) is licht verontreinigd met minerale olie en kobalt. Wat betreft hergebruik wordt deze grond indicatief ingedeeld in de klasse 'industrie'.
In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium en nikkel aangetroffen.
De hypothese onverdacht wordt op basis van de aangetroffen lichte verontreinigen verworpen. Geconcludeerd kan worden dat de locatie maximaal licht verontreinigd is.
Asbestonderzoek
In de grond zijn antropogene bijmengingen aangetroffen. De resultaten van het laboratiumonderzoek van het veldmengmonster VVM01 geven aan dat er op de locatie geen detecteerbare hoeveelheden asbest aanwezig zijn.
De hypothese verdacht wordt verworpen. Op basis van onderhavig verkennend bodemonderzoek asbest kan gesteld worden dat de locatie vrij is van verontreiniging met asbest. Opgemerkt wordt dat er plaatselijke ventueel wel asbestnesten aanwezig kunnen zijn welke in onderhavig bodemonderzoek gemist zijn.
Op basis van onderhavig bodemonderzoek zijn er milieuhygiënisch geen belemmeringen voor de voorgenomen bouwwerkzaamheden.
De gronden van de planlocatie waren ten tijde van de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan "Kernen Waterland 2013" reeds geschikt voor het beoogde gebruik (wonen). In het kader van de te verrichten bouwwerkzaamheden heeft APS Milieu B.V. een verkennend bodem- en asbest in grondonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er geen milieuhygiënische bezwaren tegen de voorgenomen bouwplannen zijn.
Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van de planontwikkeling dient bekeken te worden of er geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd. Op basis van de Wet geluidhinder zullen geluidsgevoelige objecten binnen de zone van gezoneerde wegen onderzocht moeten worden.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt de realisatie van een tweetal woningen mogelijk gemaakt. Er worden derhalve nieuwe geluidgevoelige functies gerealiseerd in het kader van de Wet geluidhinder. De planlocatie is echter gelegen aan de Zuiderwouder Dorpsstraat, waarvoor een wettelijk snelheidsregime van 30 km/u geldt en daarmee buiten het toetsingskader van de Wet geluidhinder valt. Wel is de planlocatie binnen de zones van de Dijkeinde en Rijperweg gelegen. Het wettelijk snelheidsregime voor deze wegen bedraagt 60 km/u en vallen daarmee binnen het toetsingskader van de Wet geluidhinder.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het akoestisch effect van de Zuiderwouder Dorpsstraat beschouwd te worden en door de ligging van de planlocatie binnen de zones van de Dijkeinde en de Rijperweg dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden conform de Wet geluidhinder.
Onderzoek
Adviesbureau Vobru heeft in opdracht van de ontwikkelaar het benodigde akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting. De resultaten worden hieronder samenvattend weergegeven.
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek kan het volgende geconcludeerd worden. De verkeersweg Zuiderwouder Dorpsstraat met een snelheidsregime van 30 km/u valt buiten het toetsingskader van de Wet geluidhinder. In de volgende tabel is de berekende geluidbelasting weergegeven welke voor deze verkeersweg maximaal Lden 33 dB bedraagt, inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder.
tabel 5.2 Rekenresultaten akoestisch onderzoek
Voor de verkeersweg Rijperweg en Dijkeinde bedraagt de berekende geluidbelasting respectievelijk Lden 16 dB en voldoet daarmee ruimschoots aan de voorkeurswaarde van Lden 48 dB.
Gezien de berekende geluidbelasting is in het kader van een goede ruimtelijke ordening sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het toetsingskader van de Wet geluidhinder geeft geen belemmering voor realisatie van de planvorming.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Sinds 2009 beperkt het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Gevoelige bestemmingen in dit kader zijn scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
In onderhavig geval is sprake van de toevoeging van twee woningen. Dit aantal ligt ruim onder de grenzen zoals in de Regeling NIBM genoemde voorbeelden. De verkeersaantrekkende werking als gevolg van de ontwikkeling in dit bestemmingsplan, is te verwaarlozen en zal geen effect hebben op de luchtkwaliteit. Het project zal daarom niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
In aanvulling op het bovenstaande wordt opgemerkt dat binnen de ontwikkeling geen gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Ook om deze reden is een aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Met behulp van de luchtkwaliteitskaarten van Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl en geraadpleegd op 29 juli 2019) zijn de huidige achtergrondconcentraties ter plaatse van het plangebied in kaart gebracht. Dit om te bepalen of een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige gebruikers kan worden gewaarbrogd.
Uit de monitoringstool blijkt dat de achtergrondconcentraties in 2017 van stikstofdioxide NO2 15,0 µg/m3, van fijnstof PM10 16,7 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 9,7 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Ook in 2020 blijven de achtergrondconcentraties ruim onder de grenswaarden. Wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zullen de concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide nog steeds ruim onder de grenswaarden blijven.
tabel 5.3 Achtergrondconcentraties nabij plangebied
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt voorzien draagt niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. De huidige achtergrondconcentraties tonen bovendien dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd voor de toekomstige gebruikers.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
In het kader van voorliggend bestemmingsplan is door ecologisch adviesbureau Van der Goes & Groot een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Hierbij is uitgegaan van behoud van het bestaande woonhuis en sloop van de achtergelegen wijnloods, waar de vrijstaande woningen voor in de plaats komen. De quickscan Wet natuurbescherming van 10 april 2018 is opgenomen in bijlage 4. De resultaten worden hieronder samenvattend weergegeven.
Op basis van de quickscan kunnen enkele beschermde soorten worden verwacht. Het gaat om vogels en vleermuizen. Voor deze soorten heeft een effectbeoordeling plaatsgevonden en zijn eventuele maatregelen in kaart gebracht. Voor andere soortgroepen met niet beschermde of vrijgestelde soorten geldt altijd de zorgplicht.
Vogels
Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. Het bevoegd gezag maakt onderscheid tussen soorten met niet-jaarrond beschermdenesten, soorten met jaarrond beschermde nesten (ingedeeld in vier categorieën) en de zogenaamde ‘categorie 5-soorten’ (zie verder bijlage 1.2.5 van de quickscan).
Vogels met niet-jaarrond beschermde nesten
Tijdens het veldbezoek werden diverse vogelsoorten waargenomen: Winterkoning, Waterhoen, Spreeuw (cat. 5). In het plangebied kunnen enkele algemene tuinvogels tot broeden komen zoals bijvoorbeeld Merel, Winterkoning en Heggemus.
Effectbeoordeling en maatregelen
Men dient activiteiten waarbij nesten verstoord of vernield kunnen worden buiten het broedseizoen plaats te doen vinden, dus niet van grofweg 15 maart tot 15 juli. Deze periode is afhankelijk van bijvoorbeeld het weer en de betrokken soorten. Als onverhoopt buiten deze periode vogels broedend aanwezig zijn, dienen werkzaamheden plaatselijk te worden uitgesteld. Wanneer in het broedseizoen gewerkt gaat worden is het mogelijk – voorafgaand aan het broedseizoen of voorafgaand aan de vestiging van broedvogels – het plangebied ongeschikt te maken als (nog) geen nesten aanwezig zijn. Hierbij mogen geen mogelijke nestplaatsen van jaarrond beschermde vogels ongeschikt of ontoegankelijk worden gemaakt.
Gezien de aanwezige biotopen in de nabijheid van het plangebied zullen de (mogelijk) aanwezige vogelsoorten die genoemd worden als ‘categorie 5’-soort (Spreeuw), kunnen uitwijken naar alternatief
leefgebied. Er gelden geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden die een jaarrond beschermde status van nesten van deze soorten rechtvaardigen. Overigens geldt ook voor deze soorten
dat activiteiten waarbij nesten verstoord of vernield kunnen worden buiten het broedseizoen plaats moeten vinden.
Vogels met jaarrond beschermde nesten
Tijdens het veldbezoek werden Huismussen waargenomen. Huismussen hebben jaarrond beschermde nesten. In de omgeving van het plangebied zijn in het verleden ook Huismussen (vastgesteld elders in de lintbebouwing van de Zuiderwouder Dorpsstraat. Kerkuil en Ransuil zijn in de omgeving aanwezig net als andere jaarrond beschermde roofvogels.
Het is mogelijk dat in het woonhuis Huismussen broeden. Deze soort kan toegang verkrijgen tot geschikte holtes achter waargenomen gaten bij de onderste rij dakpannen. In het plangebied kunnen geen andere beschermde soorten met jaarrond beschermde nesten voorkomen (zoals Ransuil) omdat geen bomen aanwezig zijn met grote nesten. Voor de Kerkuil is er geen broedgelegenheid omdat de schuur gesloten is.
De Gierzwaluw wordt in het open gebied rond het plangebied niet verwacht. Er werden geen geschikte gaten met ‘vrije uitvalmogelijkheden’ gezien in de bebouwing. Gierzwaluwen kunnen niet op eigen kracht opstijgen omdat hun poten te zwak zijn om af te zetten. Het is mogelijk dat het plangebied incidenteel wordt gebruikt als onderdeel van het leefgebied van in de buurt vastgestelde vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten zoals Ransuil.
Effectbeoordeling en maatregelen
Omdat het woonhuis blijft bestaan en in de geheel afgesloten schuur geen Huismussen kunnen broeden, wordt niet verwacht dat nesten van de Huismus vernield of beschadigd worden door uitvoer van de plannen. Omdat de Huismus bijzonder tam en weinig verstoringsgevoelig is, zullen sloop- en bouwwerkzaamheden geen invloed hebben op de nabij broedende vogels.
Vleermuizen
Vleermuizen kunnen op zeer duidelijk te onderscheiden manieren van een leefgebied gebruik maken. Belangrijke gebruiksfuncties zijn verblijfplaats, foerageergebied of (deel van) een vliegroute.
Er zijn in het verleden in de omgeving van het plangebied alleen losse waarnemingen van langs vliegende en plaatselijk foeragerende vleermuizen verricht. Er zijn in de omgeving van het plangebied zes soorten vleermuizen vastgesteld. Het betreft Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Meervleermuis, Rosse vleermuis, Gewone Grootoorvleermuis. De meeste waarnemingen betroffen foeragerende en langsvliegende exemplaren.
Precieze locaties van verblijfplaatsen zijn alleen vast te stellen met gericht nachtelijk onderzoek tenzij uit te sluiten is dat potentie hiervoor aanwezig is. De waargenomen spleten in de muren van het woonhuis geven mogelijk toegang tot voor vleermuizen geschikte holtes. Te denken valt aan gebouwbewonende soorten zoals Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis.
Het plangebied is geschikt voor foeragerende vleermuizen. De aanwezige luwe plekken kunnen zorgen voor concentraties van insecten waardoor vleermuizen worden aangetrokken.
Vanwege de grootte van het plangebied en het ontbreken van lijnvormige elementen zoals bomenrijen of brede rietkragen binnen het plangebied kan geen sprake zijn van een belangrijke functie als vliegroute voor vleermuizen.
Effectbeoordeling en maatregelen
Verblijfplaatsen
Omdat het woonhuis blijft bestaan en in de geheel afgesloten schuur geen vleermuizen kunnen verblijven, wordt niet verwacht dat verblijfplaatsen van vleermuizen vernield of beschadigd worden door uitvoer van de plannen. Omdat werkzaamheden overdag plaatsvinden is verstoring van de nachtactieve vleermuizen niet aan de orde.
Foerageergebied
Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied. Na realisatie van de plannen zal het terrein geschikt blijven voor foeragerende vleermuizen.
Conclusie soortenbescherming
Als gewerkt wordt conform de hierboven gestelde beperkingen en restricties, worden geen belangrijk negatieve effecten verwacht voor beschermde soorten.
Als het aanwezige woonhuis onverhoopt gesloopt of ingrijpend verbouwd wordt, zal vervolgonderzoek naar Huismus en vleermuizen noodzakelijk zijn.
Natura 2000-gebieden
Het plangebied ligt op minder dan drie kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, de Markermeer & IJmeer. Gezien de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen negatieve gevolgen verwacht van de plannen. Er hoeft geen nadere toetsing uitgevoerd te worden.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat het Natura 2000-gebied "Markermeer & IJmeer" geen stikstofgevoelig Natura 2000-gebied is, waardoor op voorhand geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatief significant effect op het desbetreffende Natura 2000-gebied heeft.
Aerius-berekening
Tijdens het opstellen van de ecologische quickscan (10 april 2018) was de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) nog van kracht. De PAS was het beleid waarmee Nederland het hoofd bood aan de problematiek rond stikstof en natuur. In de PAS zijn de Natura 2000-gebieden opgenomen waarbinnen stikstofgevoelige habitattypen vookormen.
Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 29 mei 2019, is het PAS komen te vervallen. De PAS mag niet meer als toestemmingsbasis voor activiteiten gebruikt worden en daarnaast zijn de zogenoemde drempelwaarden uit het pas vervallen. Dit heeft tot gevolg dat iedere activiteit met een uitstoot van stikstof in beginsel vergunningplichtig kan zijn.
In dat kader is door Van der Goes & Groot op 10 oktober 2019 een Aerius-berekening uitgevoerd voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase van het beoogde plan. In de berekening is de projectbijdrage op concrete rekenpunten exact berekend waarbij ook vegetaties of Natura 2000-gebieden op meer dan 3 kilometer afstand worden betrokken. De depositie op de meest nabijgelegen 'stikstofgevoelige habittatypen'(zoals gedefinieerd in Aerius) wordt doorgerekend om te onderzoeken of deze hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar. Als de projectbijdrage hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar zijn mogelijk gevolgen te verwachten.
De volledige rapportage van Van der Goes & Groot is bijgevoegd in bijlage 5 van deze toelichting. In deze berekening is uitgegaan van de realisatie van maximaal twee woningen op de locatie en zijn - zoals hiervoor reeds aanegeven - de effecten ingeschat op de meest dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattypen. Het betreft diverse aangewezen (en in de rekentool Aerius aangegeven) habitattypen in het Natura 2000-gebied "Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske".
Uit de uitgevoerde berekening blijkt dat de maximale projectbijdrage van de aanleg en het gebruik van de gebouwen 0,00 mol/ha/jaar bedraagt op de meest dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattypen. Er zijn derhalve geen significante gevolgen als gevolg van het plan waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden in gevaar zouden kunnen komen.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, inclusief de zogenaamde verbindingszones die verschillende NNN-gebieden kunnen verbinden (zie figuur 5.2). Er kunnen geen negatieve effecten door de plannen op het NNN gebied optreden. De plannen hoeven niet verder getoetst te worden aan beschermde waarden binnen dit netwerk.
figuur 5.2 Ligging plangebied t.o.v. NNN-netwerk (EHS in legenda)
Weidevogelgebieden
Het gebied is niet begrensd als een bijzonder te beschermen weidevogelleefgebied of belangrijk weidevogelgebied (zie figuur 5.3). Het plangebied ligt hier wel dichtbij zodat moet worden bekeken of sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. De vraag is daarbij of de locatie wel de beste is voor deze bestemming (ook met het oog op natuurwaarden) en of de gevolgen van het plan het nabijgelegen weidevogelleefgebied niet in betekenende mate aantasten. In het geval van het beschreven project wordt op grond van locatie, aard van het werk en afscherming geen belangrijke invloed verwacht op omringende weidevogelleefgebieden en is dus sprake van goede ruimtelijke ordening.
figuur 5.3 Ligging plangebied t.o.v. beschermde Weidevogelgebieden
Houtopstanden en overige relevante wetgeving
Er worden geen buiten de (volgens de Wnb bepaalde) bebouwde kom gelegen beplantingen gekapt, groter dan 1.000 m². Daarnaast voorziet het plan niet in het kappen van meer dan 20 bomen in een rijbeplanting. Op grond hiervan wordt het plangebied niet beschermd als bijzondere houtopstand. Er is daarnaast geen overige natuurwetgeving bekend die van invloed kan zijn op de plannen.
Conclusie gebiedsbeschermde en overige natuurwetgeving
Gezien de aard van de plannen, de reikwijdte daarvan en de locatie van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden is op voorhand uit te sluiten dat andere natuurwetgeving dan die beschreven in de quickscan aan de orde is bij uitvoering van de plannen. Negatieve effecten worden niet verwacht.
Gelet op de aard van de ontwikkeling en de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden, zijn geen negatieve effecten als gevolg van dit bestemmingsplan te verwachten. Ten aanzien van soortenbescherming geldt dat wanneer rekening wordt gehouden met de voorwaarden die zijn omschreven in dit hoofdstuk en de quickscan Wet natuurbescherming, eveneens geen sprake is van negatieve effecten. Nader onderzoek en een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming zijn niet nodig.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Het beoogde plan behelst de realisatie van maximaal twee woningen. Een dergelijke ontwikkeling kan, gelet op de aard en omvang, niet aangemerkt worden als een activiteit als bedoeld in kolom 1, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. (stedelijk ontwikkelingsproject). Het betreft immers de realisatie van twee woningen, op de locatie waar in de huidige situatie een wijnloods is gevestigd. Het huidige bebouwde oppervlak neemt door de beoogde ontwikkeling niet toe. Deze conclusie is in lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 12 juni 2019, no. 201807060/1/R1.
Omdat de beoogde ontwikkeling niet voorkomt op de bijlagen van het Besluit m.e.r. is een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat uit de voorgaande paragrafen blijkt dat de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkeling voldoende zijn onderzocht. Op basis van de resultaten van deze onderzoeken worden geen onaanvaardbare milieueffecten verwacht en wordt de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door onaanvaardbare milieueffecten belemmerd.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Op 15 februari 2018 is de openbare kennisgeving ex artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening gedaan van het voornemen van de actualisering van de bestemmingsplannen van de gemeente. De stand van zaken van dit bestemmingsplan is uitvoerig bijgehouden op de website van de gemeente Waterland. Kennisgevingen zijn gedaan in het huis-aan-huisblad, via officiële bekendmakingen en in de Staatscourant.
Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Voorbereidingsfase
Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid, heeft Volkert Makelaardij in opdracht van de initiatiefnemer de directe buren van de projecctlocatie geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. Op dinsdag 11 september en woensdag 12 september is gesproken met de bewoners van de Zuiderwouder Dorpsstraat 58 en 62 te Zuiderwoude. De bewoners hebben zich positief uitgelaten over de omvang en uitwerking van het plan. De bewoners van de Zuiderwouder Dorpsstraat 62 hebben zich ook positief uitgelaten over de Waterlandse stijl en de parkeeroplossing.
Bovendien is het bestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De reacties van de betrokken diensten en instanties zijn - waar nodig - verwerkt in het conceptbestemmingsplan.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage is gelegd. Gedurende deze periode heeft eenieder de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen.
Vaststellingsfase
Er zijn geen zienswijzen binnengekomen op het ontwerpbestemmingsplan. Daarnaast is er geen aanleiding tot het doorvoeren van ambtshalve en/of technische wijzigingen.
Omdat er geen ambtshalve/technische wijzigingen zijn en geen zienswijzen is er derhalve geen aanleiding tot het opstellen van een zienswijzennota en nota van wijzigingen.
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel tevens een grondexploitatieplan vaststelt. De gemeenteraad kan bij de vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten om daarvan af te wijken, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een privaatrechtelijke overeenkomst met de betrokken initiatiefnemers.
Het bestemmingsplan is een op ontwikkeling gericht plan. De kosten komen voor rekening van de particuliere ontwikkelaar. De economische uitvoerbaarheid is daarmee gewaarborgd.
Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, indien sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken vand e gronden en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor de realisatie van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.3.2 Bro. Voor het plan dient op grond hiervan een exploitatieplan opgesteld te worden, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De gemeente heeft met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst gesloten, waarin tevens het planschadeverhaal is geregeld. Het opstellen van een grondexploitatieplan is hierdoor niet langer noodzakelijk. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd.