Plan: | Monnickendam - Kloosterdijk 6c WS |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0852.PBLGMOklooster6cws-va01 |
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het planologisch mogelijk maken van een aanbouw aan een bestaand woonschip en het aanleggen van een terras bij het woonschip op het perceel Kloosterdijk 6c WS Monnickendam.
Afbeelding 1. De ligging van het besluitgebied
Het besluitgebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013. De locatie heeft daarin de bestemmingen 'Wonen - Woonschepenligplaats 1' (artikel 29) en 'Natuur - 2' (artikel 17). Tevens gelden ter plaatse de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering (artikel 45), 'Waarde - Archeologie 4' (artikel 40) en 'Waarde - Aardkundig' (artikel 36).
Volgens artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan de omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Het voorliggende rapport voorziet hierin.
Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige en toekomstige situatie in het besluitgebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat, gebaseerd op de planologische onderzoeken, de ruimtelijke onderbouwing. In de hoofdstukken 5 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het voornemen.
Het besluitgebied ligt aan de Kloosterdijk en de Purmer Ee, tussen de kernen Monnickendam en Purmer. Het besluitgebied is weergegeven op de bij deze ruimtelijke onderbouwing behorende illustratie. Het betreft het perceel Kloosterdijk 6c WS te Monnickendam, kadastraal sectie F, nummer 200. Ter plaatse is een woonschip gelegen.
Afbeelding 2. Ligging Woonschip
Ondanks dat het hier een woonschip betreft, wat een functie met een tijdelijke uitstraling zijn, is in de bestaande situatie is al een permanente invulling aangegeven aan de woonfunctie. Er is geen sprake van een tijdelijke uitstraling. Het perceel is al ingericht als woning met bijbehorend erf en tuin.
Afbeelding 3. Uitstraling perceel
Het woonschip ligt solitair aan de Kloosterdijk. De Kloosterdijk heeft een grote mate van openheid. De dichtstbij gelegen woningen, een stolp, ligt op 60 meter van Kloosterdijk 6c. Op 140 meter afstand ligt nog een solitair gelegen woonschip. Tussen de bestaande gelegen woonschepen aan de Kloosterdijk bestaat vrij doorzicht van en naar het water en het daar achterliggende landschap.
Het besluitgebied ligt in het veenpolderlandschap binnen het Nationaal Landschap Laag Holland. Kenmerkend voor dit landschap is het open en waterrijke karakter. De periode van de veenontginningen is nog goed zichtbaar in het huidige landschap. Met de uitbreiding wordt geen verandering in deze ruimtelijke structuur aangebracht.
De uitbreiding van het woonschip betreft een aanbouw van 19,35 meter bij 4 meter en met een hoogte van 2,85 meter aan het bestaande woonschip. Daarnaast wordt een nieuw terras aangelegd van ongeveer 14,5 meter bij 4 meter. Doordat de aanbouw aan het bestaande woonschip wordt gefundeerd is er niet langer sprake van een woonschip. Het bestaande woonschip en de uitbreiding vormen één geheel die door de fundering onder de aanbouw niet meer drijft. Hierdoor moet het geheel worden gezien als woning.
Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de beleidskaders, waarmee bij het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing rekening is gehouden.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Met deze structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer dan eerder het geval was over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk heeft gekozen voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Uitsluitend voor deze belangen is het Rijk direct verantwoordelijk en wil hier resultaten op boeken. Buiten de hieronder genoemde 13 belangen hebben de decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen:
Het voornemen raakt niet aan nationale ruimtelijke belangen.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Als hulpmiddel voor het toepassen van deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu een handreiking opgesteld. Deze handreiking gaat uit van het doorlopen van drie treden:
In de eerste trede is opgenomen dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Er is geen ondergrens bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is.
In dit plan is er sprake van de uitbreiding van een woonschip tot woning. Hierdoor wordt er met het planvoornemen juridisch gezien een 'nieuwe' woning mogelijk maakt. In de huidige situatie is in het besluitgebied al sprake van een woonfunctie, waarin geen verandering plaatsvindt. Ook wordt het aantal wooneenheden niet uitgebreid. Op grond hiervan kan de uitbreiding worden gezien als kleinschalige ontwikkeling. Uit jurisprudentie blijkt dat dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Hierdoor hoeft er niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame ontwikkeling.
De Structuurvisie is het ruimtelijk beleidskader van de provincie en geeft op hoofdlijnen het ruimtelijke beleid van de provincie weer. Het is een zelfbindend document. De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is in 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. In 2015 heeft de meest recente actualisatie plaatsgevonden.
De provincie Noord-Holland zet de komende 30 jaar in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden omringd door aantrekkelijk recreatief groen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw. Zij streeft naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van Bestaand Bebouwd Gebied.
Bij de Structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), die de regels stelt waaraan bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en (tijdelijke) omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan dienen te voldoen. In tegenstelling tot de Structuurvisie Noord-Holland 2040 is de verordening bindend. De PRV wordt regelmatig aangepast naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid.
artikel PRV | Toetsingscriterium | Conclusie |
Artikel 8. Aardkundig waardevolle gebieden |
In de toelichting wordt aangegeven in hoeverre rekening wordt gehouden met de voorkomende bijzondere aardkundige waarden. | De rivierbedding van de Purmer Ee waaraan het besluitgebied ligt, is aangemerkt als aardkundig waardevol gebied. De uitbreiding van het woonschip tot woning verandert niets aan de waterloop, zodat de aardkundige waarden niet worden aangetast. |
Artikel 9. Aanwijzing Bestaand Bebouwd Gebied |
De bestaande of de bij een - op het moment van in werking treden van de verordening - geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing en kassen zijn aangewezen als Bestaand Bebouwd Gebied. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe PRV per 1 maart 2017 is aansluiting gezocht bij de definitie van Bestaand Stedelijk Gebied, zoals bedoeld in de Bro. |
Het besluitgebied is in het geldende bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Wonen - Woonschepenligplaats 1'. Op deze locatie is sprake van een bestaande stedelijke functie. Het BSG zoals dat op 1 maart 2017 van kracht is, bevat naast het bouwvlak ook het woonerf en tuin behorende bij de woonfunctie. De beoogde uitbreiding vindt plaats op dit woonerf en daarmee binnen het BSG. |
Artikel 24. Bufferzones | Voor de gebieden die vallen binnen de begrenzing bufferzones maakt het bestemmingsplan een verdere verstedelijking niet mogelijk in de vorm van nieuwe bebouwing buiten Bestaand Bebouwd Gebied voor een aantal functies. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe PRV per 1 maart 2017 is aansluiting gezocht bij de definitie van Bestaand Stedelijk Gebied, zoals bedoeld in het Bro. |
De uitbreiding van de woning valt binnen Bestaand Stedelijk Gebied zoals bedoeld in het Bro. Het gaat om de uitbreiding van een bestaand woonschip tot woning. Hierbij neemt het aantal wooneenheden niet toe. Een dermate kleinschalige ontwikkeling is binnen bestaand stedelijk gebied toegestaan. |
In het besluitgebied wordt een bestaand woonschip uitgebreid met een gefundeerde aanbouw. Hierdoor is niet langer sprake van een woonschip, maar een woning. Zoals bovenstaand aangegeven voldoet de nieuwe ontwikkeling aan de uitgangspunten van het provinciaal beleid.
In de Regiovisie Waterland 2040 (januari 2009) hebben de Waterlandse gemeenten hun koers bepaald voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. Het centrale motto van de visie is 'Vitaal met Karakter'. In de visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop. Dit wel met de noodzakelijke sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en de regio binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Als één van de belangrijkste pijlers van deze visie wordt gezien: "Laat cultuurhistorische waarden en de verschillende landschapskwaliteiten leidend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de regio Waterland." Het besluitgebied ligt in het veenpolderlandschap binnen het Nationaal Landschap Laag Holland. Kenmerkend voor dit landschap is het open en waterrijke karakter. De periode van de veenontginningen is nog goed zichtbaar in het huidige landschap. De bestaande doorzichten tussen de aanwezige, solitair gelegen woonschepen aan de Kloosterdijk, van en naar het water en het daar achterliggende landschap zijn belangrijk. Met de uitbreiding van de woning wordt geen verandering in deze ruimtelijke structuur aangebracht. In het besluitgebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Voorliggend initiatief sluit daarmee aan op het uitgangspunt uit de Regiovisie.
Het geldende bestemmingsplan is Buitengebied Waterland 2013. Het besluitgebied heeft daarin de bestemmingen 'Wonen - Woonschepenligplaats 1' (artikel 29) en voor een zeer klein stukje de bestemming 'Natuur - 2' (artikel 17). Tevens gelden ter plaatse de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering (artikel 45), 'Waarde - Archeologie 4' (artikel 40) en 'Waarde - Aardkundig' (artikel 36).
Het college van burgemeester en wethouders hebben besloten mee te werken aan het bouwplan, in afwijking van het bestemmingsplan.
Afbeelding 4. Uitsnede van het besluitgebied in het bestemmingsplan
De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de Welstandsnota Waterland 2013. In de Welstandsnota worden algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria onderscheiden. De algemene welstandscriteria gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk past in zijn omgeving. (Ver)bouwplannen worden getoetst aan de Welstandsnota.
Het plangebied valt in de Welstandsnota onder het 'Landelijk gebied'. Het landelijke gebied van de gemeente Waterland maakt deel uit van het Hollands-Utrechtse veenweidegebied en wordt gekenmerkt door een grote mate van openheid. De meeste gebouwen in het landelijke gebied maken deel uit van een lint. Karakteristiek zijn de stolpboerderijen op een erf, omgeven door bomen. Behalve de vele stolpboerderijen zijn ook vrijstaande woningen uit de jaren zestig veel voorkomend.
Om in te spelen op de verwachte ontwikkelingen kan met een regulier welstandsniveau worden volstaan. Dit houdt in dat de basiskwaliteit van het gebied behouden moet blijven. Om te voorkomen dat in het landelijk gebied ongewenste nieuwbouw ontstaat (bijvoorbeeld catalogusbouw, boerderettes) mag het gebouw alleen vanuit de volgende invalshoeken worden ontworpen:
Daarbij is het van belang dat de streekeigen landelijke architectuur wordt beschermd, opdat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet verloren gaan. En dat voor het gebied wezensvreemde gebouwen of elementen (bijvoorbeeld wolfseinden) worden voorkomen. Het gemeentelijk welstandsbeleid heeft zijn vertaling gekregen in dit bestemmingsplan. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan aan het gemeentelijk beleid.
Op 23 december 2015 is de Woonvisie Waterland 2020 vastgesteld. Het gaat om een brede visie op het wonen met beleidskaders en een uitvoeringsagenda. Het is een visie voor de middellange termijn, die rekening houdt met actuele regelgeving en gebaseerd is op feitelijke en toekomstige ontwikkelingen op de woningmarkt. De woonvisie vormt de basis voor prestatieafspraken met de strategische partners van de gemeente. Opgaven waar de gemeente onder meer voor staat zijn de groeiende woningbehoefte, de veranderende vraag naar woningen en het vergroten van de doorstroming en de kwaliteit van de woningvoorraad in het kader van duurzaamheid.
De gemeente heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn. Dit betekent dat in 2050 alleen energie van hernieuwbare bronnen (zon, wind, biomassa, aardwarmte) wordt gebruikt, voor alle gebouwen (woningen, kantoren, bedrijfspanden) en voor het verkeer en vervoer op het grondgebied van de gemeente Waterland. Om dit te bereiken zet de gemeente sterk in op duurzaamheid, echter, met oog voor de kenmerkende waarden binnen de gemeente. De gemeente streeft naar een duurzame ontwikkeling van het kenmerkende (water)landschap en de mooie stads- en dorpsgezichten. Hiermee is in de planvorming rekening gehouden.
Het handhavingsbeleid van de gemeente is vastgelegd in de Nota integrale handhaving 2016-2020. Deze nota geeft het kader en de strategie voor de uitvoering van toezicht en handhaving op het gebied van onder meer bouwen, ruimtelijke ordening, brandpreventie, openbare buitenruimte voor de jaren 2016-2020. De handhaving richt zich in brede zin op 'het doen naleven van regelgeving'. Het handhavingsbeleid is van toepassing op de planologische regelingen voortvloeiend uit dit bestemmingsplan.
Het rijksbeleid en provinciaal beleid vormen geen belemmering voor de ontwikkeling op de locatie Kloosterdijk 6c WS te Monnickendam.
Het bouwplan past niet binnen het bestemmingsplan, maar de gemeente is bereid medewerking te verlenen aan het bouwplan, mits er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, hetgeen uit deze onderbouwing blijkt.
Voor het besluitgebied en de omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragraaf zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten kort beschreven.
Het bestaande woonschip wordt uitgebreid met een gefundeerde aanbouw en terras. Doordat het woonschip en de aanbouw één geheel zijn en vanwege de fundering van de aanbouw niet meer drijven, worden zij toekomstig gezien als woning. Het aantal wooneenheden in het besluitgebied neemt door de ontwikkeling niet toe. Het besluitgebied heeft al een woonfunctie. Nu dit het geval is, kan de vraag worden gesteld in hoeverre de gebruikelijke ruimtelijke aspecten relevant zijn. In de navolgende tabel worden deze aspecten kort besproken.
Aspect | Afweging |
Bodem | Op de kaart van het bodemloket* is het besluitgebied niet als locatie van 'verdachte historische activiteit' weergegeven. Op basis van deze kaart en de huidige bewoning van het perceel wordt aangenomen dat de locatie niet dusdanig is verontreinigd, dat sprake is van een onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Omdat met de uitbreiding van de woning meer dan 50 m2 wordt bebouwd met het doel tot het verblijven van mensen is in principe een verkennend bodemonderzoek nodig om na te gaan of vanuit milieuhygiënisch oogpunt het bouwplan uitvoerbaar kan worden geacht (omgevingsvergunning voor het bouwen). Gezien de ligging van het bouwwerk aan en op het water en het feit dat het bouwwerk er al staat, is bodemonderzoek hier niet zinvol. Het plan wordt op dit aspect niet belemmerd. |
Archeologie en cultuurhistorie | Het archeologische beleid van de gemeente Waterland is vastgelegd in de 'Archeologienota Waterland 2011'.Het gebied heeft een archeologische waarde 4. Deze waarde geeft aan dat voor bodemverstorende projecten kleiner dan 2.500 m2 tot een diepte van 40 cm een onderzoeksvrijstelling geldt. Het besluitgebied heeft een oppervlakte van 520 m2. Ingrepen van een grotere omvang zijn niet aan de orde. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig. Indien tijdens de werkzaamheden waardevolle zaken worden aangetroffen, geldt hiervoor de archeologische meldingsplicht.
Voor het behoud van cultuurhistorische waarden in het plangebied is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland gevolgd. Het plangebied maakt deel uit van het veenpolderlandschap in het nationaal landschap Laag Holland. Kenmerkend voor dit landschap is het open en waterrijke karakter. De bestaande doorzichten tussen de aanwezige, solitair gelegen woonschepen aan de Kloosterdijk, van en naar het water en het daar achterliggende landschap zijn belangrijk. Met de uitbreiding van de woning wordt geen verandering in deze ruimtelijke structuur aangebracht. In het besluitgebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. |
Water | Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen negatieve invloed hebben op het watersysteem in een peilgebied. Hiervoor is de uitvoering een watertoets verplicht. Op 12 december 2016 is door middel van de digitale watertoets een wateradvies gevraagd aan het HHNK. Het besluitgebied raakt de zonering regionale waterkeringen en de zonering primaire waterlopen. Hierdoor moet de normale procedure worden gevolgd en is overleg met het HHNK nodig. Het HHNK heeft het plan naar aanleiding van de aanvraag watertoets doorlopen en heeft aangegeven dat met het afgeven van de watergunning voor deze plannen, vooruitlopend op de aanvraag omgevingsvergunning, aan de voorwaarden van de watertoets is voldaan. Deze vergunning is geregistreerd onder nummer 15.0041736. De watertoets is daarmee afgerond. |
Flora en fauna | Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, wordt een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet (Ffw), een Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het besluitgebied betreft de ligplaats van een bestaand woonschip. Deze wordt uitgebreid met een gefundeerde aanbouw en een terras. Ter plaatse is in de huidige situatie al sprake van een woonfunctie, waardoor reeds verstoring plaatsvindt. Daarnaast is reeds begonnen met de werkzaamheden waardoor een ecologisch onderzoek geen meerwaarde zal hebben. De woonfunctie wordt in aantal niet uitgebreid. De huidige begroeiing en bomen blijven gehandhaafd. Het is niet aannemelijk dat het planvoornemen een significant negatief effect heeft op aanwezige ecologische waarden. De uitvoering van dit plan wordt niet door ecologische aspecten beperkt. |
Geluid | De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een geluidsgevoelig gebouw. Daarom dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Het besluitgebied ligt binnen de geluidszone van de Kloosterdijk. Het aanwezige woonschip wordt niet gezien als geluidsgevoelig object volgens de Wet geluidhinder. Een woning is dit wel. Doordat het woonschip vanwege de gefundeerde aanbouw in zijn geheel wordt gezien als woning, is er sprake van een nieuw geluidsgevoelig object binnen de aangegeven geluidzone. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai, om de uitvoerbaarheid van het planvoornemen te beoordelen. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 Uit het onderzoek blijkt dat de te realiseren woning niet aan de wettelijke eisen wat betreft geluidhinder vanwege het wegverkeerslawaai voldoet. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare waarde van de betreffende woning bedraagt maximaal 4 dB. Om de realisatie van deze woning mogelijk te maken, dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland een hogere waarde te verlenen. In de notitie is gemotiveerd waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. |
Milieuzonering | De woning is geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. In de omgeving van het besluitgebied bevinden zich geen bedrijven. Er treden op dit punt dan ook geen belemmeringen op. |
Luchtkwaliteit | Ter plaatse is geen sprake van overschrijding van de wettelijke normen. De uitbreiding en fundering van het woonschip zal daarin geen verandering brengen. |
Externe veiligheid | Het besluitgebied bevindt zich niet binnen de zones van buisleidingen, of transportroutes van gevaarlijke stoffen. Ook zijn er geen risicovolle inrichtingen in de nabijheid aanwezig. Op dit punt is het voornemen uitvoerbaar. |
Verkeer en parkeren | Het bestaande woonschip in het besluitgebied wordt uitgebreid en gefundeerd. Hierdoor is in de toekomstige situatie sprake van een reguliere woning. Het aantal wooneenheden in het besluitgebied neemt niet toe. Het voornemen leidt daartoe niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het besluitgebied. Ook neemt de parkeerbehoefte op grond van de ontwikkeling niet toe. Op het perceel blijft ook in de toekomstige situatie voldoende ruimte aanwezig om de parkeerbehoefte op te vangen. |
M.e.r.-beoordelingsplicht | De uitbreiding van het woonschip tot woning is geen m.e.r.-plichtige activiteit. Een m.e.r.-beoordeling is daardoor niet nodig. Het voornemen is op dit punt uitvoerbaar. |
* Het bodemloket (www.bodemloket) is een initiatief van gemeenten, provincies en het Rijk om meer inzicht te bieden in de bij de overheid bekende gegevens over kwaliteit van de bodem. Er wordt informatie gegeven over vroegere bedrijfsactiviteiten die de kwaliteit van de bodem kunnen beïnvloeden, met reeds uitgevoerde onderzoeken en locaties die mogelijk verdacht zijn.
Er is op reguliere wijze overleg gevoerd met de bevoegde instanties. Het ontwerpbesluit heeft zes weken ter inzage gelegen, waarbij de gelegenheid is geboden tot het indienen van zienswijzen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De provincie Noord-Holland heeft aangegeven dat zij positief is over het plan.
De kosten die gepaard gaan met deze ontwikkeling worden door de initiatiefnemer gedragen. De kosten die uit deze omgevingsvergunning kunnen voortvloeien, zijn aanvragen voor een tegemoetkoming in schade. Aanvragen om tegemoetkoming in schade kunnen op voorhand niet worden uitgesloten. De gemeente heeft in oktober 2016 met de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de kosten moet betalen die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.
Een exploitatieplan is voor deze ruimtelijke onderbouwing niet nodig.