Plan: | Woningbouw sportcomplex Marken |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0852.BPKMAwoningbouwspo-va01 |
Dit is het bestemmingsplan 'Woningbouw sportcomplex Marken'. Dit bestemmingsplan voorziet in een planologisch-juridische regeling voor nieuwe woningen op een deel van het terrein van het sportcomplex van de SV Marken.
Binnen de gemeente Waterland wordt al een tijd nagedacht over hoe om te gaan met (nieuwe) woningbouw op Marken, aangezien het voorzieningenniveau en daarmee de leefbaarheid op Marken zonder het toevoegen van nieuwe starterswoningen, betaalbare eengezinswoningen en voldoende seniorenwoningen onder druk staan. Dit vanwege de huidige woningmarkt (hoge prijzen), relatief eenzijdige woningvoorraad en daarmee gepaard gaande beperkte doorstroming.
In dit kader is een 'Plan van aanpak Wonen op Marken' opgesteld dat op 15 december 2016 door B&W is vastgesteld. In dit plan van aanpak zijn woningbouwlocaties op Marken onderzocht. Het Sportcomplex Marken is één van de locaties die daarvoor geschikt is. Door de herinrichting van het sportcomplex ontstaat ruimte voor woningbouw en daarmee een gedeeltelijke transformatie van het terrein.
Op 21 maart 2017 heeft het college het 'Plan van Aanpak Woningbouw Sportcomplex Marken' (hierna: PvA) vastgesteld. Daarin zijn onder meer de uitgangspunten opgenomen voor de herinrichting van het complex en de geplande woningbouw, waarbij wordt gesteld dat de bouw- en verkavelingsmodellen gebaseerd op de stedenbouwkundige principes uit het onderzoek 'Marken boven water - deel II Bouwstenen voor een waterbewuste toekomst' (maart 2017) richtinggevend zijn.
Binnen de ontwikkeling van de sportvelden Marken is een Kwaliteitsteam geformeerd dat de kwaliteit bewaakt van de woon- en leefomgeving. De rol van het Kwaliteitsteam is daarbij vooral gericht geweest op meedenken, faciliteren en begeleiden van plannen om gezamenlijk tot een hoog kwaliteitsniveau en een breed gedragen plan te komen. Het kwaliteitsteam van de ontwikkeling SV Marken bestaat uit (een afvaardiging van) de gemeente, stedenbouwkundigen en (landschaps-)architecten, de ontwikkelende en uitvoerende partij, de Eilandraad Marken én de monumenten- en welstandscommissie van de gemeente Waterland.
De Eilandraad Marken is een stichting die als doel heeft om de belangen van de kern Marken en haar inwoners te behartigen en het verrichten van alle handelingen die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden. De Eilandraad Marken is niet gebonden aan enige politieke partij.
Na diverse studies en schetsmodellen heeft dit geresulteerd in een stedenbouwkundig - en landschappelijk plan waarbij uitgegaan wordt van twee moderne werven met woningbouw: één werf ter hoogte van de huidige parkeerplaats van het sportcomplex en één werf op de twee meest oostelijk gelegen (voormalige) sportvelden.
Op deze twee werven zijn in totaal 100 woningen geprojecteerd. Deze woningen bestaan uit verschillende woningtypen (grondgebonden en gestapeld), verdeeld in verschillende categorieën en prijsklassen, en bestemd voor verschillende doelgroepen. Op en nabij de werven wordt ook voorzien in parkeergelegenheid, zowel voor de toekomstige bewoners alsook voor de gebruikers van het sportcomplex.
Op basis van het nu geldende bestemmingsplan zijn de beoogde woningen niet toegestaan. Om de nieuwe woningen en bijbehorende herinrichting van het gebied mogelijk te maken dient een planologische procedure te worden doorlopen. Het voorliggende bestemmingsplan 'Woningbouw sportcomplex Marken' voorziet hierin.
Marken is een voormalig eiland in de Zuiderzee, tegenwoordig Markermeer, dat sinds 1957 via een dijk met het vasteland verbonden is. Het plangebied ligt in het noorden van Marken en maakt deel uit van het sportcomplex van SV Marken. Het nieuwe woningbouwplan met twee werven heeft betrekking op een tweetal (deel)gebieden van het sportcomplex:
De plangrens is afgestemd op een combinatie van de grenzen uit het vigerende bestemmingsplan, de kadastrale grenzen en het stedenbouwkundigplan dat specifiek voor deze woningbouwontwikkeling is opgesteld. Het plangebied heeft daarmee een omvang van in totaal circa 4 hectare.
In bijgaande figuren 1.1 en 1.2 zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 - Globale ligging plangebied op een topografische kaart (bron: PDOK viewer)
Figuur 1.2 - Ligging en begrenzing plangebied op een luchtfoto (bron: PDOK viewer)
Het plangebied maakt deel uit van een tweetal bestemmingsplannen, te weten het bestemmingsplan 'Marken 2013' dat op 11 april 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld (en onherroepelijk is geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 juni 2014), in combinatie met het bestemmingsplan 'Waterland - Parapluplan 2018' dat op 7 juni 2018 is vastgesteld.
In het laatstgenoemde plan zijn onder andere verschillende kleine omissies hersteld, zijn beperkte beleidswijzigingen planologisch vastgelegd (o.a. generatiewonen) en is een regeling voor parkeren en laden en lossen planologisch geborgd.
Figuur 1.3 - Uitsnede verbeelding behorend bij het vigerend bestemmingsplan 'Marken 2013', ter hoogte van
het plangebied, rood omlijnd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De gronden binnen het plangebied hebben in het bestemmingsplan 'Marken 2013' de bestemming 'Sport - Sportvelden' als bedoeld in artikel 17 van de bijbehorende regels en zijn daarmee bestemd voor sportvelden en gebouwen ten behoeve van de sportvelden, alsmede horeca voor zover ten dienste van en ondergeschikt aan de sport-, recreatieve en/of culturele functie.
Tevens zijn kleine delen van het plangebied bestemd als 'Water'.
Bovendien zijn ondergeschikte functies zoals wegen, paden en nutsvoorzieningen toegestaan, evenals bijbehorende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, erven en terreinen.
De bouwregels geven aan dat uitsluitend bestaande gebouwen en overkappingen zijn toegestaan.
Verder is er voor het plangebied een drietal dubbelbestemmingen van toepassing, te weten 'Waarde - Aardkundig', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waterstaat - Waterkering'.
Ter bescherming van de aardkundig waardevolle gebieden, de archeologische waarden alsook het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarde van de dijk (de zogenaamde Omringkade Marken) is een omgevingsvergunningstelsel van toepassing. Dit betekent dat voor bepaalde werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd.
Woningbouw is op grond van de geldende bouw- en gebruiksregels niet mogelijk. Om de woningbouw op het Sportcomplex Marken planologisch -juridisch mogelijk te maken is een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan 'Marken 2013' noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan dient hiertoe.
Het bestemmingsplan regelt de gebruik- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en de bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Voor de verbeelding op papier wordt gebruik gemaakt van topografische en kadastrale ondergronden. Deze ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. Deze ondergronden dienen slechts ter oriëntatie. In het vaststellingsbesluit is opgenomen welke ondergrond is gebruikt bij het opstellen van het plan.
De ondergronden (waaronder luchtfoto's) die worden gebruikt op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl worden beschikbaar gesteld door de website zelf. Ook die ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. De gemeente heeft daar geen invloed op.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd.
In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied, waarna in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorgenomen woningbouwontwikkeling.
Hoofdstuk 4 gaat in op de relevante ruimtelijke beleidskaders.
In hoofdstuk 5 worden de milieu- en omgevingsaspecten bekeken en verantwoord.
Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische opzet van het bestemmingsplan, waarbij een toelichting op de verbeelding en de planregels wordt gegeven.
In hoofdstuk 7 volgt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, met onder meer de resultaten van de inspraak en het wettelijke vooroverleg over het plan.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Alvorens wordt ingezoomd op het sportparkcomplex en daarmee het plangebied zelf, wordt eerst een korte beschrijving van Marken gegeven.
Daarbij geldt dat Marken, een voormalig eiland in de Gouwzee, een karakteristieke bouwstijl en ruimtelijke opbouw kent en daarom is aangewezen als een beschermd dorpsgezicht. Het aanwijzingsbesluit van het beschermd dorpsgezicht is opgenomen in bijlage 1 (Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht) bij de planregels. In het aanwijzingsbesluit zijn de ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke waarden uitvoerig beschreven. Voor een meer uitgebreidere omschrijving wordt dan ook verwezen naar deze bijlage.
Ook op de topografische kaarten is de ruimtelijke opbouw van Marken goed zichtbaar. Op de kaarten tot in de eerste helft van de 20e eeuw zijn de compacte woonbuurten nog als zelfstandige werven herkenbaar. Dit beeld blijft lange tijd intact en over het algemeen is sprake van kleinschalige en organische groei en bouwactiviteiten op het eiland.
Figuur 2.1 - Uitsneden diverse topografische kaarten (bron: www.topotijdreis.nl)
Nadat in 1932 de voormalige Zuiderzee was afgesloten door de Afsluitdijk, stopte de periodieke overstroming van het eiland. Daarmee verdween de noodzaak om te bouwen op de werven. Sindsdien zijn er ook woonwijken op het maaiveld gebouwd. In de jaren 30 van de vorige eeuw ontstond ten zuidwesten van de Kerkbuurt een nieuwe woonwijk.
En wanneer het eiland in 1957 middels de dijk met het vasteland wordt verbonden, ontstaat er meer vraag naar woningen. Vervolgens groeien eerst de oorspronkelijke Monnickenwerf (Kerkbuurt) en werven rondom de 'Nieuwebuurt' geleidelijk verder aan elkaar. Hiermee ontstaat de kern Marken, tegenwoordig een drukbezochte kern met kenmerkende bouwstijl en compacte bebouwingsstructuur.
Aan de zuidkant van het eiland zijn de zelfstandige werven nog altijd goed herkenbaar.
Vanaf medio jaren '60 tot jaren '70 is een tweede 'grootschalige' bouwperiode herkenbaar, wanneer de woonwijk Minnebuurt in het noordelijk gedeelte van het eiland, ten noordoosten van Kerkbuurt, wordt gebouwd.
In de daaropvolgende jaren vinden vooral weer kleinschalige uitbreidingen plaats. Ten noorden van de haven en langs de centrale toegangsweg wordt meer structurele nieuwbouw gepleegd.
Als gevolg van de toegenomen bevolking en toerisme zijn ook nieuwe voorzieningen noodzakelijk. Het sportcomplex ten zuidoosten van de Minnebuurt en onder andere parkeervoorzieningen worden in de loop van de jaren '80 aangelegd en gaandeweg uitgebreid tot de huidige vorm.
In de 14e eeuw waren er regelmatig dijkdoorbraken op Marken, waardoor er regelmatig overstromingen plaatsvonden. Om de overlast van water te beperken, begonnen de Markers op 'werven' te bouwen. Dit zijn kunstmatig opgeworpen heuvels, die ca. 2,0 m. bovenop het open kleipolderlandschap liggen. De werven worden gekenmerkt door de grote bebouwingsdichtheid en de opvallend steile taluds. Een deel van de werven werd in de loop der tijd toch door het water verzwolgen of brandde af. Van de oorspronkelijk 27 werven op Marken zijn er nog 12 bewoond en zijn er nog 4 als bulten in het landschap herkenbaar. De indeling van de werven is weergegeven in figuur 2.2.
Naast de werven zijn er de karakteristieke buurten die op maaiveldniveau zijn ontstaan. Dit zijn de Havenbuurt, die de haven van Marken markeert, en Buurt IV die aansluitend op de Buurten I tot en met III is ontstaan.
Figuur 2.2 - Indeling werven op Marken
Ruimtelijke principes van een ‘werf’ op Marken
De werven die als compacte verhogingen in het weidse kleipolderlandschap liggen, vormen gezamenlijk een kenmerkend landschappelijk beeld. Van oorsprong is de structuur van de werven verbonden met het patroon van sloten en kreken van het eiland. De kreken, waarlangs de werven ontstonden, vormden van oudsher de belangrijkste verbinding tussen de buurten.
De werven hebben allen een eigen ontwikkeling doorstaan en vormen ieder afzonderlijk een afgerond geheel. Ondanks de eigenheid van elke werf vormen ze tot op de dag vandaag nog steeds een krachtige familie van buurtschappen met een herkenbare opbouw en structuur. Het ‘bouwen op werven’ is een typisch kenmerk van Marken; de werven bepalen het unieke karakter van het eiland. Mede hierdoor is het eiland aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Figuur 2.3 - foto Grotewerf, met op de achtergrond de Rozewerf (bron: website Ontwikkeling Marken)
Het beeld van een werf wordt bepaald door een clustering van zo’n tien tot veertig woningen, gebouwd volgens traditionele Hollandse houtskeletbouw
De woningen, sommigen gedeeltelijk of zelfs geheel op palen, zijn uitgevoerd in diverse donkere kleuren en worden gekenmerkt door witgeverfde kozijnen, windveren, makelaars en waterborden.
Doordat de woningen dicht en haaks op elkaar gebouwd zijn, ontstaan tussen de smalle steegjes, bijzondere vergezichten op het landschap. De glooiende, soms steile taluds / de 'bleekveldjes' vormen een zachte overgang naar het open landschap. Het silhouet van de werf wordt gevormd door een harmonieus architectonisch samenspel van stijlkenmerken, hoogten, materialen en kleuren, dat geleidelijk overgaat in het landschap.
Figuur 2.4 - doorzichten naar landschap (bron: website Ontwikkeling Marken)
Het sportcomplex 'Nooitgedacht' op Marken omvat verschillende verenigingen met meerdere sportvelden en bijbehorende voorzieningen. Het sportcomplex ligt ten zuidoosten van de Minnebuurt, tussen de dijk in het noorden, de Walandweg in het westen en het Oosterpad in het zuiden.
Het complex wordt aan de zuidelijke rand begrenst door een sloot die langs het fietspad van het historische Oostervaart-tracé ligt en naar de oostelijk gelegen vuurtoren 'Het Paard van Marken' leidt. Ten zuiden van dit pad is een agrarisch bedrijf aanwezig. Het betreft een melkrundveehouderij, gelegen op het perceel Oosterpad 2. Het pad wordt dus behalve een fietsverbinding ook als erftoegangsweg gebruikt.
Het sportcomplex bestaat uit diverse velden, waaronder enkele voetbalvelden van de SV Marken. Deze worden echter niet allemaal actief ingezet als trainings- of wedstrijdveld. In het recente verleden is het hoofdveld gemoderniseerd en voorzien van kunstgras. De overige velden zijn in gebruik als trainingsveld, waarbij wordt opgemerkt dat het meest oostelijke veld niet actief wordt gebruikt.
Het complex ligt op het laagstgelegen deel van het eiland, met de laagstgelegen delen op ca. -0,8 m t.o.v. NAP (tevens het niveau van het Markermeer). De kruin van de dijk ligt op ca. 1,8 m. t.o.v. NAP.
Aan de randen van het terrein is relatief veel erfbeplanting aanwezig in de vorm van volwassen bomen met daarbij een ondergroei van diverse stuiken. Daarmee zijn de sportvelden vanaf de aangrenzende dijk en openbare wegen niet of nauwelijks waarneembaar.
Het sportcomplex wordt in het zuidwesten van het terrein rechtstreeks ontsloten op de Walandweg. Dit betreft een buurtonsluitingsweg met een relatief breed profiel en een maximumsnelheid van 60 km/uur. Zuidelijk van deze aansluiting is een parkeerterrein aanwezig die in de huidige situatie ruimte biedt aan ca. 75 parkeerplaatsen.
Zoals reeds aangegeven heeft het plangebied betrekking op een tweetal (deel)gebieden van het sportcomplex:
Figuur 2.5 - Ligging en begrenzing plangebied op een luchtfoto (bron: PDOK viewer)
Ter bescherming van het unieke beeld van 'kleine kernen in waardevolle cultuurhistorische landschappen' hebben op Marken de afgelopen 50 jaar geen (grootschalige) uitbreidingen plaatsgevonden. Hierdoor is de leefbaarheid en de doorstroming op het eiland onder druk komen te staan. De woningbehoefte op Marken is groot, met de komst van een gevarieerd woningbouwprogramma op twee nieuwe werven kan weer in deze behoefte voorzien worden.
De projectlocatie is gelegen nabij Sportvereniging Marken. Het huidige parkeerterrein en de twee oostelijke velden komen daarvoor in aanmerking. Bij de ontwikkeling van deze nieuwe werven is het van belang dat zij 1) aansluiting vinden bij de ruimtelijke principes zoals deze cultuurhistorisch gevormd zijn, 2) dat zij kunnen voorzien in hedendaagse gemakken van toekomstige bewoners en 3) dat voldaan wordt aan de gestelde eisen van het 'Robuust bouwen op Marken'.
Met het realiseren van twee nieuwe werven op Marken wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij een eeuwenoude traditie die teruggaat tot de 14 eeuw die niet alleen gericht is op veiligheid en duurzaamheid tegen watersnood, maar ook voorziet in een unieke fysieke leefomgeving met bijzondere sociale- en maatschappelijke eigenschappen.
Figuur 3.1 – Toekomstige locaties van de werven (bron: Stedenbouwkundig- en landschappelijk plan, Sweco)
Bij de stedenbouwkundige invulling van de locatie worden zoveel mogelijk de bestaande landschappelijk kwaliteiten van de omgeving benut. Vanwege de hogere ligging van de buurtschappen is zicht vanuit de woning op de omgeving en het weidse landschap een grote kwaliteit.
De westelijke werf heeft een driehoekvormige lay-out waarvan de zuidelijke en westelijke zijde volledig aan het open landschap liggen. Vanaf de westelijke zijde van de werf is een directe zichtrelatie met de kerk van de Kerkbuurt en vanaf de zuidzijde is zicht op 2 historische werven (de Rozenwerf en de Grote werf). De scherpe punt in het zuidwesten biedt de kans om met imposante Marker bebouwing de entree van het gebied te markeren.
De oostelijke werf is gelegen langs de dijk. Vanaf deze werf is in noordelijke richting oneindig zicht over het Markermeer te ervaren. In oostelijke richting zal er vanuit de diverse woonkamers zicht zijn op 'Het Paard van Marken': de vuurtoren die op het meest oostelijke deel van het eiland, op ca. 1.500 m. afstand vanaf het plangebied gelegen is. Het Paard van Marken is te bereiken via het Oosterpad, dat langs de zuidzijde van beide werven ligt. Het is eveneens mogelijk het Paard te bereiken via het pad over de dijk. De zuidzijde van de oostelijke werf wordt begrensd met een en dicht beboste zone. De groene omhulling die dienstdeed als windbreker fungeert nu als buffer richting de zuidelijk gelegen veehouderij.
Figuur 3.2 - Zicht vanaf de werven op het omliggende landschap (bron: Stedenbouwkundig- en
landschappelijk plan, Sweco)
De westelijke werf is geprojecteerd op de parkeerplaats van het sportcomplex. De westelijke werf is geprojecteerd op de parkeerplaats van het sportcomplex. De oostelijke werf is geprojecteerd op de 2 oostelijke velden. Vanaf de Walandweg worden de werven via de huidige entree van het sportpark ontsloten en verbonden met elkaar. De doorgaande weg fungeert samen met het begeleidende groen als buffer tussen het sportpark en de nieuwe buurtschappen.
Ondanks de uniekheid van elke werf hebben alle werven eenzelfde, herkenbare opbouw en structuur. Het planconcept gaat uit van 2 compacte, helder afgebakende ruimtelijke eenheden met daarbij behorend een eigen parkeerplaats op maaiveld. Het beeld van de werven wordt bepaald door een clustering van verschillende woningtypen, dicht op elkaar verkaveld in 2 hoofdrichtingen. Grondgebonden woningen en appartementen wisselen elkaar af en worden volgens traditionele Hollandse houtskeletbouw gebouwd.
Tussen de woningen vormen pleintjes en steegjes een binnenwereld die alleen de werf toebehoort. De woningen worden vanuit het binnen gebied ontsloten. Subtiele verspringingen in bouwblokken geven de binnenwereld een speels- en intieme karakter mee. Rondom de werf zijn de tuinen gelegen.Het gebruik van de tuinen wordt ook privaatrechtelijk vastgelegd in kwalitatieve verplichtingen. Voor zover het talud gezamenlijk gebruik betreft, wordt dit ondergebracht in een mandeligheid (gemeenschappelijk eigendom).
Figuur 3.3 - Planconcept hoofdstructuur (bron: Stedenbouwkundig- en landschappelijk plan, Sweco)
Door de hoge ligging in het landschap manifesteren oorspronkelijke werven zich als individueel clusters in het open landschap. Het aanzicht van de werf (het silhouet) is vanuit de weide omgeving zichtbaar en zorgt voor een uniek beeld. De woningen op de werf zijn dicht op elkaar gebouwd waardoor het geheel als één compacte eenheid ervaarbaar is. De taluds zorgen voor een zachte landschappelijke overgang naar het omliggende open gebied. Vanwege de locatie nabij het sportcomplex is hier geen sprake van een volledige 'solistische' ligging. Toch is het silhouet vanuit diverse windrichtingen goed als één geheel ervaarbaar. Mede door afwisseling van verschillende goot- en nokhoogtes krijgt het aanzicht een nonchalant en speels karakter.
Met het stedenbouwkundig- en landschappelijk plan wordt aangesloten bij de oorspronkelijke kenmerken zoals deze behoren bij een Marker werf. De opbouw van beide werven is kleinschalig maar intensief. De woningen zijn dicht op elkaar gebouwd en verkaveld langs 2 dominante kavelingsrichtingen, loodrecht op elkaar. De hoeken van de werven worden verbijzonderd, dit uit zich in een verdraaide positie, een bijzondere gevel of het toepassen van bijzondere woningtypen zoals paalwoningen. Alle woningen worden vanuit het binnen gebied ontsloten. De woningen hebben direct achter de woning een privé terras van ca. 3 tot 5 m. Delen van het talud worden in gebruik genomen als gezamenlijke tuin en worden in een mandeligheid gezamenlijk beheerd.
Figuur 3.4 - Stedenbouwkundig plan (bron: Stedenbouwkundig- en landschappelijk plan, Sweco)
Er zullen in totaal 100 woningen worden gerealiseerd. Daarvan zullen er 29 worden gebouwd op de westelijke werf en 71 op de oostelijke werf. Binnen dit aanbod wordt een verscheidenheid aan woningen aangeboden (sociaal, middelduur en duur). Daarmee wordt aangesloten bij het gemeentelijk beleid, zoals verwoord in paragraaf 4.5.2 en hetgeen is afgesproken in de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar.
In het gevarieerde woningbouwprogramma is voor elke portemonnee een betaalbare woning aanwezig. Dit vertaalt zich niet alleen in het aanbod van woningen met verschillende prijsklasses maar ook in de verscheidenheid aan woningtypologieën. Naast de bekende vrijstaande-, geschakelde- en rijwoningen, worden op de werven ook kwadrantwoningen, Tiny-houses en gestapelde appartementen gerealiseerd. De verschillende typologieën spreiden zich uit over beide werven. Vanwege de sterk gereguleerde uitstraling van de woningen blijft het geheel één eenheid en zal verspreiding van typologieën minimaal zichtbaar zijn.
Figuur 3.5 - Woningbouwprogramma (bron: Stedenbouwkundig- en landschappelijk plan, Sweco)
Vanaf de bestaande entree worden beide werven ontsloten. In beginsel is deze weg doodlopend, gemotoriseerd vervoer kan een rondrit over de oostelijke parkeerplaats maken en een rondgang over de oostelijke werf maken.
De westelijke werf is klein en heeft één enkele opgang voor gemotoriseerd vervoer. Auto's kunnen keren via de parkeerplek naast de woning. De werf heeft daarnaast een drietal opgangen voor voetgangers. Deze langzaam verkeerroutes maken onderdeel uit van de smalle steegjes die de werven karakteriseren. Dit maakt het gemakkelijk voor bewoners om sneller bij de omringende parkeerplaatsen rondom de werf te komen. Op het centrale pleintje op de werf is ruimte voor een opstelplek voor calamiteitenvoertuigen. Een ambulance en een brandweerauto kunnen wel op de werf komen maar kunnen er niet keren. Zij zullen de werf achteruit weer afgaan. Het is voor de brandweer ook mogelijk om rondom de werf te staan nabij de voetgangersopgangen. De bestaande uitgang over het water naar het Oosterpad kan als calamiteitenroute gebruikt worden.
De oostelijke werf heeft een meer vierkante lay-out en heeft 2 opgangen voor gemotoriseerd vervoer. Hierdoor kan een rondgang over de werf gemaakt worden. Deze is bij voorkeur éénrichtingsverkeer waarvan de zuidelijke opgang de entree van de werf vormt. De weg die de werven verbindt gaat richting de dijk over in een wandelpad. Calamiteitenvoertuigen kunnen zowel een rondgang over de parkeerplaats als over de werf maken. Aan de west- en zuidzijde zijn diverse voetgangersopgangen gemaakt om de woningen (vanaf de parkeerplaatsen rondom) zo goed mogelijk bereikbaar te maken. Er zal tussen de werven een voetgangersverbinding gemaakt worden. Deze kan tussen de noordelijk gelegen parkeerplekken en het oefenveldje van S.V. Marken een plek krijgen.
Figuur 3.6 - Routing plangebied (bron: Stedenbouwkundig- en landschappelijk plan, Sweco)
Het sportpark en de werven maken gebruik van dezelfde hoofdentree. Langs deze weg, die beide werven verbind met elkaar, zijn openbare parkeerplek-ken gesitueerd. Deze zijn ook te gebruiken voor bezoekers/gebruikers van de sport- vereniging. Hier is rekening gehouden met dubbel parkeergebruik. Langs de doorgaande weg is slechts aan één zijde (noorzijde) parkeermogelijkheden. Daarmee blijft de voet van de werf vrij en blijft het landschappelijke beeld van de werf in tact. Aan het tracé tussen de werven kan aan 2 zijden geparkeerd worden.
Beide werven hebben zeer nabij een eigen parkeerplaats op maaiveld. Deze behoort de woningen toe. Het is mogelijk om met de auto op de werf te komen, echter, niet alle woningen hebben een parkeerplaats op eigen terrein. De gewenste sfeer op de werf is intiem, informeel en kleinschsalig. Het incidenteel parkeren op de werf versterkt deze sfeer. Om veilig en snel 'van-en-naar' de parkeerplaatsen te kunnen lopen zijn diverse voetgangersopgangen tussen de woningen gecreëerd. De parkeerplaatsen worden met groene hagen omzoomd om zodoende het landschapplijke beeld en daarmee de groene overgang maxi-maal uit te dragen.
Op een nadere (kwantitatieve) uitwerking van het parkeren, wordt in paragraaf 5.8 ingegaan.
Figuur 3.7 - Parkeren (bron: Stedenbouwkundig- en landschappelijk plan, Sweco)
De werven liggen gemiddeld tussen de 1.80 m. en 2.00 m. boven NAP. De taluds zorgen voor een zachte, landschappelijke overgang richting het weidse landschap. De randen van de werven zijn divers en verschillen qua uitstraling. De taluds vragen om een vorm en een gebruik die bij de verschillende situaties past.
De taluds van de westelijke werf hebben een constante vormgeving. De op-bouw van het profiel (doorsnede 1) bestaat uit een smal pad (grasstenen) van 1,0 m. langs de waterkant met beschoeiing. Het talud (overwegend gras) is gemiddeld 7 m. diep en heeft een helling van ca. 1:3. Direct achter de woningen is ruimte gereserveerd voor privé terassen met een gemiddelde diepte van 3 tot 3,5 m. Deze kunnen afgeschermd worden met een lage haag of hekje. Tussen de woningen, ter hoogte van de parkeerplekken, worden hagen geplaatst ter voorkoming dat koplampen het open gebied inschijnen. Dit is voornamelijk van belang bij de oostelijke werf waaraan een vogelweidegebied is gelegen.
De taluds van de oostelijke werf zijn verschillend. De zuidzijde van de werf wordt begrensd door een forse bomenrand die de bestaande voetbalvelden beschutting gaf. Om ophoging dichtbij de bomen te voorkomen is hier gekozen voor een steiler talud met een kering op de grens van het terras (doorsnede 2). Deze zijde van de werf is vanuit de omgeving minder zichtbaar. De vrijstaande woningen in de hoeken van de oostelijke werf kragen uit over het talud. Deze (paal)woningen hebben een extra (onder)verdieping op maaiveld van waaruit de privétuin direct toegankelijk is. De taluds in de hoeken van het plangebied zijn gelegen tussen de woningen (doorsnede 3).
Figuur 3.8 - Doorsnedes taluds (bron: Stedenbouwkundig- en landschappelijk plan, Sweco)
Onderdeel van 'het karakteristiek' van een Marker werf is de eenheid in uitstraling van woningen volgens traditionele Hollandse houtskeletbouw. Ondanks de vele verschillen in typologie zijn alle woningen familie van elkaar. Door subtiele verspringingen in- en tussen de bouwblokken krijgt bijna elke woning een eigen karakter. Door deze verspringingen kunnen woningen, door de steegjes, nog net zicht hebben op het achterliggende landschap. Verspringende rooilijnen creëren een (georganiseerde) 'informele' sfeer. Subtiele verschillen in detaillering en afwisseling in nok- en goot hoogtes versterkt dit beeld.
De woningen, sommigen gedeeltelijk op palen, zijn uitgevoerd in diverse donkere kleuren en worden gekenmerkt door witgeverfde kozijnen, windveren, makelaars en waterborden. De glooiende, soms steile taluds die als gezamenlijke tuin worden gebruikt, vormen een zachte overgang naar het open landschap. Hierin bevinden zich geen schuttingen en bijbehorende bouwwerken. Het silhouet van de werf wordt gevormd door een harmonieus architectonisch samenspel van stijlkenmerken, hoogten, materialen en kleuren, dat geleidelijk overgaat in het landschap.
Figuur 3.10 – 3D Impressie en uitwerking architectuur (Bron: Sweco / W3 Architecten)
Figuur 3.11 - aanzicht woningen (Bron: W3 architecten)
Ruimtelijke plannen dienen te passen binnen wetten, regels en beleid van het Rijk, de provincie, eventueel regionaal gevoerd beleid op intergemeentelijk niveau en in lijn te zijn met het eigen gevoerde gemeentelijk beleid. De meest relevante beleidsaspecten die betrekking hebben op de beoogde woningbouwontwikkeling op een deel van het Sportcomplex van SV Marken, worden in dit hoofdstuk beschouwd.
Onderscheid is aangebracht in rijksbeleid (paragraaf 4.2), provinciaal beleid (paragraaf 4.3), regionaal beleid (paragraaf 4.4) en gemeentelijk beleid (paragraaf 4.5). Het beleid ten aanzien van water is in één separate paragraaf (4.6) opgenomen.
De kaders van het rijksbeleid op het gebied van de fysieke leefomgeving zijn opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld en is vanaf 12 februari 2021 bindend voor het Rijk als geldende visie onder Wet ruimtelijke ordening. De NOVI vervangt daarmee de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012).
Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Nederland staat immers voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Het zijn grote en complexe opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen.
De toenemende druk op de fysieke leefomgeving vraagt daarbij om een actiever Rijksoverheid. De NOVI stelt een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisatie, en met meer regie vanuit het Rijk. Regie vanuit het Rijk betekent echter niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden; wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat.
In de NOVI zijn de genoemde opgaven samengevat in vier prioriteiten:
Om dit te bereiken worden 21 nationale belangen benoemt in de NOVI waarop de nationale overheid zich richt. Deze hebben onder andere betrekking op het zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften, het waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem, het beperken van klimaatverandering, het waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen, het behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang en het verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
Deze 21 nationale belangen hebben ook een relatie met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), zie ook paragraaf 4.2.2.
In relatie tot de beoogde nieuwe woningbouw op Marken zijn onder meer de nationale belangen 'Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften' en 'Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid' van belang.
Met de ontwikkeling van twee nieuwe moderne werven waarop de woningbouw mogelijk wordt gemaakt, is aangesloten bij de traditionele Marker bouwwijze. Uitgangspunt daarbij is het ontwikkelingen van duurzame en betaalbare woningen voor elke doelgroep, wat tot uitdrukking komt in de realisatie van verschillende woningtypen. Doel is om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen en daarmee een bijdrage te leveren aan de verbetering van de leefbaarheid van het eiland.
Het nationale belang 'Waarborgen van de klimaatbestendigheid en waterveiligheid' (klimaatadaptatie, plannen weerbaar maken tegen onder meer overstromen, wateroverlast, droogte en hittestress) is ook van belang voor het plangebied omdat het Rijk verantwoordelijk is voor het integrale beheer van het hoofdwatersysteem en, samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. Het is belangrijk dat bij ruimtelijke plannen, waaronder ook stedelijke (her)ontwikkeling, rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het Markermeer wordt daarbij als onderdeel van het hoofdwatersysteem van Nederland aangemerkt. Het beheer van het watersysteem is gericht op het meebewegen met natuurlijke processen waar het kan en het bieden van weerstand waar het moet.
Dit laatste geldt ook specifiek voor de zogenaamde Omringkade, de dijk rondom Marken, die het eiland Marken beschermt tegen het buitenwater van het Markermeer. Het betreft een zogenaamde primaire waterkering (aangeduid als dijkring 13b) die in het beheer is bij het Rijk. De primaire waterkering bestaat uit drie trajecten, de West-, Zuid- en Noordkade. Het plangebied ligt nabij de Noordkade (zie ook paragraaf 4.2.2).
Verder wordt met het voorliggende woningbouwplan invulling gegeven aan klimaat adaptief bouwen. In de nota ‘Marken boven water, deel II: bouwstenen voor een waterbewuste toekomst’ (zie ook 4.5.1), dat als onderdeel van de ‘MIRT verkenning Meerlaagsveiligheid Dijkversterking Marken’ is opgesteld en door meerdere overheden onderschreven wordt, wordt namelijk een breed scala aan opties en aanbevelingen voor waterbewust bouwen geschetst. De realisatie van twee nieuwe werven sluit aan op de stedenbouwkundige principes uit de nota en is daarmee een goed voorbeeld van ruimtelijke adaptatie.
Bovendien sluit het voorliggende project aan bij de regionale uitgangspunten en doelvoorschriften voor nieuwbouw (gebiedsontwikkeling), zoals beschreven in het document 'Basisveiligheidsniveau voor klimaatbestendige nieuwbouw 3.0' (zie ook 4.4.4).
Ten behoeve van de bescherming en de verwezenlijking van de nationale belangen, worden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) algemene regels voorgeschreven die bindend zijn voor de lagere overheden als provincie en gemeente. Hoewel in het Barro de kaderstellende uitspraken uit de voorheen geldende SVIR werden bevestigd, blijven deze ook onder de NOVI gelden. Het gaat hierbij onder meer om de volgende onderwerpen:
Gelet op de ligging van het plangebied, onderdeel van het sportcomplex Marken, is alleen artikel 2.11 'Primaire waterkeringen buiten het kustfundament' uit het Barro relevant. Hierin is aangegeven dat een bestemmingsplan de bestemming waterkering bevat voor grond waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering heeft. Reden is de reeds genoemde en aanwezige Omringkade Marken (dijkring 13b) die een bijdrage levert aan de veiligheid van het eiland Marken tegen hoogwater. De bijbehorende zones dienen beschermt te worden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in een kernzone en beschermingszone.
De kernzone vormt door zijn huidige omvang de feitelijke hoogwaterkering en waarborgt de veiligheid van het achterliggende land. In deze zone gelden veelal zware beperkingen. Aan weerzijden van de kernzone liggen de beschermings- en buitenbeschermingszones. De beschermingszone zorgt er voor dat het waterkerende vermogen en de stabiliteit van de waterkering gewaarborgd blijven. Er gelden minder zware beperkingen dan in de kernzone. De buitenbeschermingszone vormt de extra reserve voor de bescherming van de waterkering na toekomstige verzwaringen.
Figuur 4.1 - Ligging primaire waterkering buiten het kustfundament - Omringkade Marken (bron: Barro)
Op basis van de 'Legger Omringkade Marken' (29 mei 2009, Rijkswaterstaat) blijkt dat de kernzone van de Noordkade op 40 meter is gesteld. Deze zone is bepaald als de afstand tussen de binnen-en de buitenteen van het huidige profiel, plus 5 meter aan beide zijden. De beschermingszone aan de landzijde bedraagt ook 40 meter. De buitenbeschermingszone aan de landzijde bedraagt 55 meter.
Deze zones zijn ook weergegeven op de Leggerkaart van de Primaire Waterkering (Rijkswaterstaat). In de 'Watertoets Marken Boven Water' (Sweco, oktober 2020), dat als Bijlage 10 bij deze plantoelichting is gevoegd, wordt daar ook nader op ingegaan en naar verwezen. Dit geldt ook voor de in dit plan opgenomen Waterparagraaf.
Hieruit blijkt dat het noordelijk deel van de oostelijke nieuwe werf in de beschermingszone van de waterkering ligt. Omdat er als onderdeel van de beoogde woningbouw werkzaamheden (zoals het bouwen van bebouwing en het graven van water) plaatsvinden in de beschermingszone van de waterkering en er ook bouwwerkzaamheden plaatsvinden in de buitenbeschermingszone, is een watervergunning nodig van Rijkswaterstaat. Bij de uitwerking van de woningbouwplannen zal dit vergunningentraject worden opgepakt.
Om de bescherming van de waterkering vanuit planologisch oogpunt te borgen, is in het voorliggende bestemmingsplan de kernzone gecombineerd met de beschermingszone voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De beschermingsregels zijn daarbij afgestemd op de bepalingen uit het geldende bestemmingsplan 'Marken 2013'.
In het Bro zijn regels opgenomen die eisen stellen aan de inhoud van een toelichting op een bestemmingsplan. Een toelichting dient een verantwoording van de in het plan gemaakte keuzen te bevatten, net als een waterparagraaf, de uitkomsten van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, de resultaten van verrichte onderzoeken, een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken en de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. Deze toelichting voldoet daaraan.
Verder dienen bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking' (hierna: de Ladder), die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening.
De Ladder ziet erop toe dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting vervolgens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Zo wordt een project vanaf 12 woningen of meer aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.
In het voorliggende woningbouwplan wordt uitgegaan van de bouw van 100 nieuwe woningen op het Sportcomplex van SV Marken. Daarmee is sprake van een 'ladderplichtige stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro. In dit kader wordt het volgende overwogen.
De gemeente Waterland gaat bij nieuwe woningbouwontwikkelingen uit van een geprogrammeerde woningbouwtaakstelling, zoals vastgelegd in het 'Woningbouwprogramma (WBP) Waterland'. Dit WBP wordt regelmatig geëvalueerd en jaarlijks geactualiseerd. Het plangebied wordt sinds een aantal jaren expliciet in het WBP genoemd. In dit kader wordt ook verwezen naar paragraaf 4.5.2 van deze plantoelichting.
Verder kan het plangebied aangemerkt worden als 'bestaand stedelijk gebied' in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, onder h van het Bro. Het bestaande Sportcomplex grenst immers aan de bestaande woonwijk 'Minnebuurt' op Marken, evenals de ontsluitingsweg Walandweg en kan daarmee worden gekenmerkt als een gebied met openbare en sociaal-culturele voorzieningen alsmede stedelijk groen behorende bij het woongebied op Marken. In dit kader wordt ook verwezen naar de uitspraak van de ABRvS op 20 mei 2015 (zaaknummer 201403208/1/R4) waarin specifiek werd geoordeeld dat onbebouwde gronden, zoals sportvelden, kunnen worden aangemerkt als bestaand stedelijk gebied.
Voorliggend initiatief is in overeenstemming met het geldende rijksbeleid. Wel is er nog een watervergunning van Rijkswaterstaat nodig in verband met werkzaamheden in de beschermingszone en buitenbeschermingszone van de Omringkade Marken. Bij de uitwerking van de woningbouwplannen voor de nieuwe werven zal dit vergunningentraject worden opgepakt.
Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op langetermijnambities en -doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie wil koesteren. Tegelijkertijd wordt met de visie geprobeerd in te spelen op veranderingen en transities die (ook) tijd nodig hebben.
De visie geeft daarmee enerzijds richting en houvast naar een onbekende toekomst, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Met de visie wordt dus geen eindbeeld voor 2050 gegeven, maar laat in algemene zin wel zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden.
De provincie streeft daarbij naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid, wat in de omgevingsvisie de hoofdambitie wordt genoemd.
Een economisch vitale provincie draagt immers bij aan het welzijn, en een leefbare provincie draagt bij aan economische vitaliteit. De provincie staat voor een gezonde en veilige leefomgeving, goed voor mens, plant en dier, en daarmee ook goed voor het economisch vestigingsklimaat. Dit evenwicht staat ten dienste van een duurzame ontwikkeling: toekomstige generaties moeten ook profiteren van de keuzes die nu gemaakt worden, zodat het hoge welvaarts- en welzijnsniveau behouden kan worden. Dit betekent onder meer dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd: de ruimte voor economische ontwikkeling wordt altijd in samenhang met dit uitgangspunt beschouwd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
Om de ambities waar te maken kiest de provincie voor de aanpak: 'lokaal wat kan, regionaal wat moet', gelet op de diversiteit aan regio's, om ruimte te bieden aan maatwerk en om vorm te kunnen geven aan een wendbare samenleving. Hierbij staat de opgave centraal. Die bepaalt de wijze van sturing en samenwerking.
Vanuit een groot vertrouwen in initiatiefnemers en andere overheden is de provincie terughoudend met het opstellen van regels.
Daarnaast worden in de visie 5 samenhangende bewegingen geschetst voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
Het onderhavige plan voorziet in nieuwe woningbouwontwikkeling op Marken, op een bestaand sportcomplex. Daarmee is vooral de beweging 'Sterke kernen, sterke regio's' van belang. In de omgevingsvisie is daarover onder meer het volgende opgenomen.
Sterke kernen, sterke regio's:
Nieuwe ontwikkelingen van woningbouw en voorzieningen worden geconcentreerd in kernen, passend bij de rol van de kernen in het regionale netwerk, en voegen zich naar de vraag op basis van de meest actuele cijfers. Uitgangspunt bij dit principe is dat ontwikkelingen zo veel mogelijk binnenstedelijk en -dorps plaatsvinden. Dit geldt voor alle kernen. De omvang waarin dit gebeurt wordt ingegeven door de vraag die er op dat moment is (meest actuele bevolkingsprognoses). Deze wordt afgelezen aan de hand van demografische ontwikkelingen (afspraken over uitleglocaties worden aan de actuele prognoses aangepast), periodieke monitors over woonwensen en woonbehoefte-onderzoeken. Deze ontwikkelingen en daaruit voortvloeiende afspraken worden regionaal ingevuld met ruimte voor maatwerk en herijking. De omvang en verschijningsvorm is passend bij de kernen waarbij grofweg drie typen kernen vallen te onderscheiden: Centrumsteden, Groenstedelijke kernen en Dorpskernen.
Marken kan volgens deze indeling worden getypeerd als 'dorpskern'. Bij de dorpskernen lopen de functies en karakters van de vele kernen ver uiteen. Er worden in regionaal verband keuzes gemaakt over welke dorpskernen als voorzieningencentra (blijven) fungeren. Dit kan bijdragen aan het behoud van voorzieningen en de leefbaarheid in deze gebieden. Er is daarnaast een zeer divers beeld van de sociale cohesie) en ontwikkelkracht per kern. Dit vraagt daarom ook om maatwerk, in samenspraak met de lokale bevolking en ondernemers.
Dit geldt zonder meer ook voor Marken. Zoals reeds in paragraaf 1.1 van deze plantoelichting is aangegeven, staat juist het behoud van het voorzieningenniveau en daarmee de leefbaarheid op Marken momenteel onder druk en vormt woningbouw (vooral het toevoegen van nieuwe starterswoningen, betaalbare eengezinswoningen en voldoende seniorenwoningen) een belangrijk middel om deze op peil te houden.
Bovendien wordt de betreffende woningbouwlocatie in het gemeentelijk woningbouwprogramma (herijking per 1 januari 2018) ook specifiek benoemd en is tevens overleg gevoerd met de eilandraad van Marken. Tevens wordt met de gekozen opzet van het woningbouwplan in de vorm van een tweetal nieuwe 'werven', aansluiting gezocht bij de Marker bouwwijze.
Op 22 oktober 2020 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020. Deze nieuwe omgevingsverordening vervangt alle voorgaande verordeningen die betrekking hadden op de leefomgeving, zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.
De Omgevingsverordening NH2020 is gebaseerd op de huidige wet- en regelgeving, maar is door het samenvoegen en integreren van verschillende verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving (zoals natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water) al wel voorbereid en opgezet in de geest van de toekomstige Omgevingswet.
De verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van de provincie en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:
De Omgevingsverordening stelt regels waaraan ruimtelijke plannen dienen te voldoen. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie NH2050 is de Omgevingsverordening NH2020 bindend.
Het beoogde woningbouwplan in de vorm van de realisering van twee nieuwe woonwerven op het Sportcomplex van SV Marken betreft een nieuwe ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied, aangezien de nieuwe woningen buiten de contour van het 'Landelijk gebied' worden gebouwd (zie figuur 4.2).
Figuur 4.2 - Ligging plangebied buiten de contour van het 'Landelijk gebied' (in groen) zoals in de
Omgevingsverordening NH2020 is begrensd. (bron: Omgevingsverordening NH2020, kaart Landelijk
gebied)
De regels uit de Omgevingsverordening NH2020 die specifiek voor de beoogde woningbouwontwikkeling van toepassing (kunnen) zijn, worden in navolgende tabel opgesomd en toegelicht.
Artikel Omgevings- verordening |
Toetsingscriterium | Conclusie |
Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen |
1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. 2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid. |
De gemeente Waterland maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland, als onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). De acht gemeenten in de deelregio Zaanstreek-Waterland hebben samen met de provincie Noord-Holland het 'Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025' opgesteld, waarin afspraken zijn benoemd op het gebied van woningbouw. In dit kader wordt ook verwezen naar paragraaf 4.4.3. Op basis van de hierin opgenomen beschrijving kan worden geconcludeerd dat sprake is van een actuele lokale en ook regionale behoefte aan woningen die met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt. |
Artikel 6.9 MRA landelijk gebied |
1. Een ruimtelijk plan kan ter plaatse van het werkingsgebied MRA landelijk gebied niet voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling. (...) |
Het plangebied ligt buiten de contour 'Landelijk gebied' en daarmee ook buiten het werkingsgebied MRA landelijk gebied. Dit artikel is daarmee niet van toepassing op het plan. |
Artikel 6.43 Natuurnetwerk Nederland en natuurverbindingen | (...) 2. Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Natuurnetwerk Nederland en het werkingsgebied natuurverbindingen strekt in ieder geval tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden. (...) |
Het plangebied ligt buiten het NNN. Zie in dit kader ook paragraaf 5.6 en Bijlage 6
Dit artikel is daarmee niet van toepassing op het plan. |
Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap | (...) Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Bijzonder provinciaal landschap bevat regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten. (...) |
Het plangebied ligt buiten het werkingsgebied Bijzonder provinciaal landschap. Negatieve gevolgen zijn uitgesloten. Zie in dit kader ook paragraaf 5.6 en 5.12. |
Artikel 6.62 Klimaatadaptatie |
1. De toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico’s van klimaatverandering. 2. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op: a. wateroverlast; b. overstroming; c. hitte; en d. droogte. 3. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de in het tweede lid omschreven risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. 4. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het waterschap in wiens beheergebied de ontwikkeling plaatsvindt. |
Met het voorliggende woningbouwplan wordt invulling gegeven aan klimaat adaptief bouwen. In de nota ‘Marken boven water, deel II: bouwstenen voor een waterbewuste toekomst’ (zie ook 4.5.1), dat als onderdeel van de ‘MIRT verkenning Meerlaagsveilgheid Dijkversterking Marken’ is opgesteld en door meerdere overheden onderschreven wordt, wordt namelijk een breed scala aan opties en aanbevelingen voor waterbewust bouwen geschetst. De realisatie van twee nieuwe werven sluit aan op de stedenbouwkundige principes uit de nota en is daarmee een goed voorbeeld van ruimtelijke adaptatie. Bovendien sluit het voorliggende project aan bij de regionale uitgangspunten en doelvoorschriften voor nieuwbouw (gebiedsontwikkeling), zoals beschreven in het document 'Basisveiligheidsniveau voor klimaatbestendige nieuwbouw 3.0' (zie ook 4.4.4). Het bestemmingsplan is ook voorgelegd aan en besproken met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). |
Artikel 6.82 Peilbesluit |
1. Het waterschapsbestuur stelt een of meer peilbesluiten vast voor de oppervlaktewaterlichamen in de gebieden binnen het werkingsgebied peilbesluit. 2. Peilbesluiten moeten actueel zijn en in ieder geval rekening houden met veranderingen in de omstandigheden ter plaatse en met de aanwezige functies en belangen. |
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met watergerelateerde aspecten, waaronder ook het van toepassing zijnde peilgebied. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.7.2 en Bijlage 10. |
Artikel 4.8 Ganzenfoerageer- gebied |
(...) Regels m.b.t. bescherming van en voedsel voor trekganzen. Afschot ter ondersteuning van verjaging is niet toegestaan. | Heel Marken, en daarmee ook het plangebied, is aangeduid als 'ganzenfoerageergebied'. Het voorliggende woningbouwplan heeft geen invloed op de levensomstandigheden van trekganzen en zorgt daarmee ook niet voor afschot. Dit aspect is daarmee derhalve niet van toepassing. |
Artikel 4.44 Meldingsplichten Wet bodembescherming | (...) Regels m.b.t. bodemsanering | Aan de hand van het uitgevoerde bodemonderzoek zijn drie deellocaties verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging (zie ook paragraaf 5.3.2). Omdat deze verdachte locaties relatief gering in omvang zijn, vormen deze (ook in combinatie met de aard van de verontreinigingen) geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In een later stadium zal voor de verdachte locaties nog een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Gezien de verwachte beperkte risico’s kan dit onderzoek ten tijde van de voorbereiding van de werkzaamheden en uitvoering worden uitgevoerd. Indien de bodem daarbij gesaneerd moet worden, zal dit volgens de daarvoor geldende wet- en regelgeving plaatsvinden. |
Tabel 1 - Afweging Omgevingsverordening NH2020
De provincie Noord-Holland heeft op 26 april 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening NH2022 gepubliceerd. Deze is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel 2.6 van de Omgevingswet bepaalt, dat Provinciale Staten één omgevingsverordening vaststellen waarin de provinciale regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Voor de omgevingsverordening geldt bij de invoering van de Omgevingswet geen overgangsrecht, zodat de omgevingsverordening gelijktijdig met de Omgevingswet in werking moet treden.
De regels en wetten die terugkomen in deze provinciale verordening komen grotendeels overeen met de Omgevingsverordening NH2020, maar zijn omgezet naar de nieuwe eisen die de Omgevingswet daaraan stelt.
Ten eerste worden de regels juridisch technisch omgezet. Dat betekent dat de regels uit de Omgevingsverordening NH2022 de juiste grondslagen en verwijzingen naar de nieuwe wetgeving hebben.
Ten tweede vraagt de omgevingswet een inhoudelijk beoordeling van de regels. De provincie wordt bevoegd gezag over bepaalde taken en gemeenten worden verantwoordelijk voor andere taken (bijvoorbeeld voor bodem). Daarom worden er een aantal belangrijke keuzes gemaakt.
De drie meest in het oog springende wijzigingen gaan over milieu, natuur en de Regionale Energiestrategieën.
De ontwerp Omgevingsverordening NH2022 heeft geen (aanvullende) gevolgen voor het plan.
De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland voor de
komende vijf jaar. De Woonagenda volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050. Vanuit het provinciaal én regionaal belang dat de woningmarkt goed functioneert en het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de kwaliteiten van Noord-Holland, maakt deze agenda de inzet en bijdrage van de provincie daaraan concreet.
De provincie wil ruimte bieden voor woningbouw, uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik. De speerpunten richten zich op een woning voor iedereen:
Bovendien richt het zich op gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie. Richtinggevende principes zijn o.a.:
Aan de hand van de in de provinciale Woonagenda omschreven ambities, uitgangspunten en acties, kunnen de verschillende regio's aan de slag en eigen afwegingen maken in regionale woonakkoorden.
Het woningbouwprogramma dat dit bestemmingsplan planologisch mogelijk maakt, beantwoordt aan de toenemende, en diverse, vraag naar woningen in een stedelijke omgeving. Het plan is ook in overeenstemming met de doelstellingen en afspraken die in het regionale 'Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025' zijn geformuleerd. In dit kader wordt ook verwezen naar paragraaf 4.4.2.
Voorliggend initiatief is in overeenstemming met het geldende provinciale beleid.
De regio Waterland heeft in 2009 de Regiovisie Waterland 2040 opgesteld. Het motto van de Regiovisie is: Vitaal met Karakter. De Regiovisie Waterland 2040 vormt de basis voor de gemeentelijke plannen die gemaakt gaan worden. Tevens wordt de visie gebruikt voor het inbrengen van de mening van de regio Waterland bij plannen van de Provincie Noord-Holland en die van de Metropoolregio Amsterdam.
Volgens de visie dient de sociaal-economische vitaliteit van de kernen te worden bewaakt. Hieraan dient het ruimtelijke beleid zoveel mogelijk bij te dragen, zonder het authentieke karakter van het landschap aan te tasten. Verder is er een 'plus' nodig op het gebied van woningbouw ter bevordering/instandhouding van de vitaliteit van de kernen.
De beoogde woningbouw op het sportcomplex draagt bij aan de versterking van de sociaal-economische vitaliteit van Marken. Het plangebied maakt deel uit van de in de visie aangegeven 'bestaande kern' waar deze versterking door herstructurering en mogelijk intensivering met vergroting van de diversiteit van woonmilieus mogelijk is.
Met de bouw van nieuwe woningen wordt de doorstroming en de kwaliteit van de woningvoorraad op Marken vergroot. Met de realisatie van woonclusters op nieuwe werven wordt aansluiting gezocht bij de historische bebouwings- én sociale structuren die kenmerkend zijn voor Marken.
Het bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met de kaders van de Regiovisie Waterland 2040.
Op 30 juni 2016 is de Samenwerkingsagenda Regionale Woningmarkt 2016-2020 vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke thema’s de gemeenten in de Stadsregio Amsterdam (waaronder ook de gemeente Waterland) op het gebied van de woningmarkt willen blijven samenwerken. Dit zijn de thema’s woningbouwproductie, betaalbare voorraad en woonruimteverdeling.
De regionale samenwerkingsagenda is de ‘paraplu’ voor de diverse gemeentelijke woonvisies in de regio en geeft de gezamenlijke ambities en opgaven weer. De gemeenten werken dit verder uit in hun lokale woonvisie. Op regionaal niveau wordt afgestemd over de vraag in hoeverre de lokale plannen bijdragen aan de regionale ambities en opgaven. De opgaven en acties uit deze samenwerkingsagenda vormen een belangrijke basis voor het regionale 'Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025', dat als opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) van de Stadsregio Amsterdam is opgesteld. In paragraaf 4.4.3 wordt nader ingegaan op het regionale Woonakkoord.
De acht gemeenten in de deelregio Zaanstreek-Waterland, waaronder de gemeente Waterland, hebben afgesproken om in de periode tot en met 2025 samen te werken aan de woningbouw in de regio. Daarmee wordt invulling gegeven aan de doelstelling van het provinciale woonbeleid ('Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025') om zorg te dragen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. Dit heeft geresulteerd in het 'Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025' (per 29 juni 2021), als opvolger van het het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP), waarin samen met de provincie Zuid-Holland wordt ingezet op vier centrale thema's:
Om deze ambities te realiseren is in het Woonakkoord aangegeven dat de regio Zaanstreek-Waterland momenteel een plancapaciteit heeft van 16.700 woningen tot en met 2024 en bijna 14.000 woningen in de periode 2025 tot en met 2029. Voor 6.200 woningen zijn al definitieve bestemmingsplannen (zogenaamde 'harde' plannen) . Voor de overige woningen willen de gemeenten de bouwplannen sneller omzetten van ‘zachte’ plannen (nog niet ruimtelijk vastgelegd) naar ‘harde’ plannen, zodat op tijd kan worden gestart met de bouw.
In bijlage 1 van het Woonakkoord is voor elke gemeente in de regio Zaanstreek-Waterland de plancapaciteit van het aantal woningen voor de periode 2020-2050 in tabelvorm weergegeven. Specifiek voor de gemeente Waterland bedraagt dit 1.189 woningen.
Hoewel de beoogde nieuwe woningbouwlocatie op het Sportcomplex van Marken niet specifiek in het Woonakkoord is aangegeven, wordt deze locatie wel expliciet benoemd in de 'Monitor Plancapaciteit 2020' van de provincie Noord-Holland. De betreffende locatie is daarbij aangeduid als een zogenaamd 'categorie 3 plan' (besluit in voorbereidingsproject) met 100 woningen en maakt daarmee indirect deel uit van het Woonakkoord. Zodoende is de regionale afstemming verankerd.
Bovendien is duidelijk dat deze ontwikkeling binnen de geschetste vraag in de regio past. Het plan bestaat namelijk uit verschillende woningtypen (grondgebonden en gestapeld), verdeeld in verschillende categorieën en prijsklassen, voor verschillende doelgroepen.
Daarbij wordt opgemerkt dat met het voorliggende woningbouwplan in eerste instantie wordt ingezet op nieuwe woningen voor inwoners van Marken (zie ook woningtoewijzing in 'Plan van Aanpak, Woningbouw sportcomplex Marken', januari 2017). Zonder het toevoegen van nieuwe starterswoningen, betaalbare eengezinswoningen en voldoende seniorenwoningen komt het voorzieningenniveau en daarmee de leefbaarheid op Marken nog verder onder druk te staan.
Verder is in het Woonakkoord afgesproken om het merendeel van de nieuwe woningen binnenstedelijk te bouwen, binnen de bestaande stadscentra en dorpskernen, en door transformatie van gebouwen, zoals ook overeengekomen is in de Regionale Woon-agenda Zaanstreek-Waterland Samen optrekken (2017). Dit met als doel het landschap en de belangrijke natuurwaarden in de regio zoveel mogelijk te sparen. Daarbij dient extra aandacht geschonken te worden aan de kwaliteit van de openbare ruimte en de stedenbouwkundige kwaliteit van de nieuwe wijken of buurten.
Ook hieraan wordt met het voorliggende woningbouwplan aan voldaan, aangezien deze in de vorm van twee nieuwe woonwerven op het Sportcomplex van SV Marken worden gerealiseerd (gelegen buiten de contour van het 'Landelijk gebied', en daarmee onderdeel van bestaand stedelijk gebied).
Op basis van voorgaande beschrijving kan worden geconcludeerd dat sprake is van een actuele lokale en ook regionale behoefte aan de woningen die met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt.
In de Metropoolregio Amsterdam is een grote productie van nieuwbouwwoningen voorzien. De opgave is deze nieuwbouwlocaties zo te realiseren dat zij voorbereid zijn op de steeds extremere weersomstandigheden (het risico op hitte, droogte, wateroverlast en overstromingen) ten gevolge van de wereldwijde klimaatverandering. Natuurinclusief bouwen is hier nauw mee verbonden.
Om richting te geven aan deze opgave is het document 'Basisveiligheidsniveau voor klimaatbestendige nieuwbouw 3.0' opgesteld voor de Metropoolregio Amsterdam en de provincie Noord-Holland. Het basisveiligheidsniveau bestaat uit uitgangspunten en doelvoorschriften voor nieuwbouw (gebiedsontwikkeling) op de volgende thema’s:
Het beschrijft een totaalpakket aan doelvoorschriften waar nieuwbouw binnen de Metropoolregio Amsterdam en provincie Noord-Holland aan zou moeten voldoen om klimaatbestendig te zijn, schade door het veranderende klimaat te verminderen en leefbaarheid te vergroten.
Het plangebied ligt in het 'bestaand stedelijk gebied' van Marken. Het realiseren van de woningen in dit
bestemmingsplan, bestaande uit verschillende woningtypen (grondgebonden en gestapeld) en te bouwen op twee nieuwe moderne werven, regionale beleid zoals dat hierboven is beschreven. Het planvoornemen betreft eveneens een woningbouwplan dat aansluit op bovengenoemd uitgangspunt uit de Regiovisie Waterland. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met het regionaal beleid.
Een aantal jaren geleden is gestart met de ‘MIRT verkenning 'Meerlaagsveiligheid Dijkversterking Marken’. MIRT staat voor 'Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport', waarbij de Rijksoverheid samenwerkt met andere overheden aan het veilig, bereikbaar en leefbaar houden van gebieden in Nederland. Het gedachtegoed van Meerlaagsveiligheid komt voort uit de overtuiging dat met de doorrekening van de verwachte zeespiegelstijging en de toename van onverwachte weersomstandigheden als gevolg van de klimaatverandering, alleen dijkversterking niet meer afdoende is.
Bij de 'Meerlaagsveiligheid Dijkversterking Marken’ wordt waterveiligheid dan ook vanuit drie aansluitende niveaus benaderd. De eerste laag wijst op een veilige dijk ter voorkoming van overstroming. De tweede laag gaat in op de ruimtelijke inrichting (zoals waterbewuste woningen), voor als er zich toch een overstroming voordoet. De derde laag richt zich op evacuatie en zelfredzaamheid van bewoners.
Op Marken is vervolgens onderzoek gedaan naar met name de tweede laag: hoe richt je Marken waterbestendig in zodat het leven met water weer een vanzelfsprekendheid wordt. Dit heeft geresulteerd in de nota ‘Marken boven water, deel II: bouwstenen voor een waterbewuste toekomst’ (maart 2017). In deze nota is een breed scala aan opties en aanbevelingen voor waterbewust bouwen geschetst, rekening houdend met de kenmerken van Marken.
Bij de totstandkoming van de rapportage hebben meerdere overheden (naast gemeente Waterland, ook verschillende rijksdiensten, de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) en ook diverse bewoners van Marken en de Eilandraad invloed gehad.
Daarbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat de resultaten van dit onderzoek geen harde beleidsmatige regels zijn over hoe op Marken water- en klimaatbewust gebouwd moet worden. De resultaten moeten worden beschouwd als een uitnodiging aan alle betrokken overheden en bewoners van Marken om aan de slag te gaan met hun eiland. Om het leefbaar, beleefbaar, aantrekkelijk en klimaatrobuust te maken en te houden voor de toekomst. De nota betreft dus geen formeel beleidskader, maar moet juist als inspiratiedocument worden gezien.
Met de realisatie van twee nieuwe moderne werven waarop de woningbouw mogelijk wordt gemaakt, wordt aangesloten op de stedenbouwkundige principes uit de nota. Er wordt een relatie gelegd met de traditionele Marker bouwwijze, ingespeeld op waterbewust bouwen van 'zelfredzame woningen' en ook rekening gehouden met de omgeving. In dit kader wordt ook verwezen naar paragraaf 3.5.
Op 12 oktober 2006 heeft de gemeenteraad van Waterland het woningbouwprogramma 2006-2020 vastgesteld. Het programma geeft de verschillende woningbouwlocaties met een indicatie van het aantal woningen en het jaar van programmering weer.
Het woningbouwprogramma is in de notitie 'Evaluatie Woningbouwprogramma (WBP) Waterland 2017', geactualiseerd voor de periode 2018 - 2022. Het Marken is hierin expliciet benoemd als 'woningbouwproject in ontwikkeling'. Daarbij is ook aangegeven dat ingezet wordt op betaalbare woningen met als hoofdverdeling voor dit project: 30% sociale woningen (koop en huur), 15% sociaal plus, 15% betaalbaar en 40% vrije sector.
Met het voorliggende plan wordt ingezet op een woningbouwplan dat uitgaat van verschillende woningtypen (rijen, twee-onder-één-kap, vrijstaand en appartementen), verdeeld in verschillende categorieën en prijsklassen, voor verschillende doelgroepen. Het plan kan op die manier als passend in het gemeentelijke woningbouwprogramma worden beschouwd.
De gemeenteraad van Waterland heeft op 25 maart 2021 besloten tot het vaststellen van de Woonvisie Waterland 2025. De nieuwe Woonvisie geeft inzicht in de visie op de gemeente Waterland en bevat het gemeentelijk woonbeleid in de vorm van ambities, prioriteiten en de bijbehorende acties voor de periode tot en met 2025 om de visie te realiseren. Daarnaast geeft de Woningwet de procedure aan voor de samenwerking met de lokale corporaties (Woonvisie – bod – prestatieafspraken – evaluatie). De Woonvisie Waterland 2025 is opgesteld met de woningcorporaties, huurdersorganisaties, belanghebbenden en stakeholders.
In de Woonvisie staan drie speerpunten centraal:
Specifiek voor het tweede speerpunt is geconstateerd dat in alle segmenten sprake is van een groeiende woningbehoefte en dat de vraag groter is dan het aanbod, in alle segmenten van de woningmarkt. De woonvisie ziet op een forse uitbreiding van het woonaanbod in de gemeente.
Uitgesproken is onder meer dat:
De nieuwe woningbouwontwikkeling op het sportcomplex van SV Marken sluit aan bij het uitgangspunt van de gemeente om vooral in te zetten op betaalbare woningen (zie ook paragraaf 4.5.2).
De gemeente Waterland heeft de koers van het ruimtelijk beleid tot 2030 vastgelegd in een omgevingsvisie, zoals op 9 maart 2017 door de gemeenteraad is vastgesteld. De omgevingsvisie geeft niet alleen richting aan ruimtelijke ontwikkelingen in de komende jaren, maar ook een visie op de manier waarop wordt omgegaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven. De omgevingsvisie is hierdoor onder meer belangrijk voor plannen die niet kunnen worden gerealiseerd op basis van een vigerend bestemmingsplan.
De omgevingsvisie kent een aantal instrumentaria en stappen die doorlopen dienen te worden.
Proceswijzer
In de proceswijzer worden stappen aangegeven waar de voorbereiding van nieuwe ontwikkelingen aan dienen voldoen:
De ID kaart - Wat past bij Waterland?
Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelen dienen de 'waarden van Waterland' in acht genomen te worden. Deze worden in de omgevingsvisie als 5 kernprincipes omschreven, te weten:
Vervolgens zijn verschillende gebieden onderscheiden waarin gebiedseigen waarden en opgaves zijn omschreven. Marken is daarbij omschreven deelgebied 'IV Marken: ei(gen)land'. Marken wordt daarin getypeerd als een zelfbewust en bijzonder ei(gen)land met een sterke gemeenschap waarin veel organisatiekracht aanwezig is. Een zeer karakteristiek eiland met houten huizen op werven en een enorme aantrekkingskracht op toeristen. Daarbij horen de volgende waardes:
Tevens zijn in de omgevingsvisie een aantal aandachtspunten opgenomen waar bij ontwikkeling rekening gehouden dient te worden:
Met de gekozen opzet van het woningbouwplan in de vorm van een tweetal nieuwe 'werven', wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de Marker-bouwwijze en het concept van waterrobuust bouwen. Daarbij geldt wel dat de nieuwe werven een vertaling moeten zijn naar de eisen van de huidige tijd. Met het voorliggende woningbouwplan is hierop ingespeeld (zie ook Hoofdstuk 3).
De Kernvisie
Voor de woningbouwontwikkeling op Marken is met name de kernopgave 2 uit de omgevingsvisie van belang
2. voorzie in woonruimte voor starters, jongeren en senioren.
In de visie is aangegeven dat specifiek voor Marken een onderzoek wordt gestart naar de mogelijkheden voor vergroting van de woningvoorraad. Het vooronderzoek 'Wonen op Marken' uit 2016, waarin een analyse van (potentiële) woningbouwlocaties is gegeven, wordt daarbij expliciet benoemd. De locatie van het sportcomplex SV Marken maakt hiervan deel uit.
Op de nieuwe werven worden 100 woningen ontwikkeld, waarbij nadrukkelijk rekening is gehouden met verschillende woningtypes in uiteenlopende categorieën. Tevens is uitgangspunt is dat de nieuwe woningen toegankelijk en beschikbaar moeten zijn voor (oud)bewoners van het eiland.
Tevens zijn de volgende kernopgaven relevant:
3. bied ontmoetingsruimte en ondersteun het behoud van fysieke voorzieningen.
4. zorg voor voldoende bereikbaarheid van de oude kernen.
9. continueer het uitgezette beleid in de duurzaamheidsagenda en maak optimaal gebruik van de vernieuwingen in aanbod van duurzame producten op de markt.
10. vergroot de bestendigheid van Waterland tegen overstromingen.
Bovenstaande thema's zijn in de uitwerking van het landschappelijk - en stedenbouwkundig plan rekening gehouden en zullen tevens in de toekomstige uitwerking van de inrichtings- en bouwplannen aan bod komen.
Op grond van de bovenstaande toets en afweging is dit bestemmingsplan in overeenstemming met de kaders van de Omgevingsvisie Waterland 2030.
In de Nota Grondbeleid Gemeente Waterland 2018 geeft de kaders waarbinnen het college van burgemeester en wethouders het grondbeleid uitvoert. Het doel van het te voeren grondbeleid van de gemeente Waterland is het bevorderen van het gewenste ruimtegebruik en de ruimtelijke kwaliteit en het bevorderen van een rechtvaardige verdeling van kosten en opbrengsten. Dit doel kan (mede) worden bereikt door het meewerken aan ruimtelijke plannen van derden. Bij ruimtelijke plannen van derden waarbij een planologische maatregel moet worden genomen en vanuit de Wro de verplichting bestaat om de kosten van gemeentelijke grondexploitatie te verhalen, wordt gewerkt met exploitatieovereenkomsten en -plannen.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de nieuwe woningbouwontwikkeling op het Sportcomplex Marken mogelijk. Het betreft een initiatief van HSB Ontwikkeling BV. In paragraaf 7.3 wordt op de economische uitvoerbaarheid van het plan, alsook de grondexploitatie, nader ingegaan.
De Groenvisie gemeente Waterland - Focus op groen 2020 - 2024 (versie 20 mei 2020) vormt de basis voor het groenbeleid in de gemeente. In de visie zijn vier thema's met bijbehorende doelen gegeven. Aan deze doelen zijn vervolgens ook acties gekoppeld.
Het Sportcomplex Marken, en daarmee de planlocatie voor de nieuwe woningbouw, ligt in een gebied dat in de groenvisie is aangeduid als 'Park / plantsoen (incl. bomen)'. Het gebied maakt daarmee deel uit van de hoofdgroenstructuur. In de Groenvisie is aangegeven dat de hoofdgroenstructuur bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Om de hoofdgroenstructuur te behouden en te versterken worden onder andere de volgende acties genoemd:
Een groot deel van de beoogde woningbouwontwikkeling op de twee nieuw te realiseren werven, vindt plaats op gronden die momenteel vooral als sportvelden (trainingsvelden) en een parkeerplaats in gebruik zijn. Hoewel op deze gronden geen bomen aanwezig zijn, zal een deel van de werven ook worden aangelegd op gronden waar wel bomen staan. Het betreft de randen van deze terreinen waar relatief veel erfbeplanting aanwezig is in de vorm van volwassen bomen met daarbij een ondergroei van diverse stuiken.
Een deel van de bomen zal als onderdeel van de woningbouwontwikkeling gekapt worden. Dit is inherent aan een dergelijke ontwikkeling. Hiervoor zal een kapvergunning worden aangevraagd en waar mogelijk zullen in het plan bomen gecompenseerd worden.
De groengebieden die in het stedenbouwkundig plan kunnen worden ingepast en openbaar toegankelijk blijven, hebben in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen.
De gemeente Waterland heeft haar welstandsbeleid beschreven in de 'Nota uiterlijk van bouwwerken 2018'.
Een belangrijk uitgangspunt van de Nota is de zogenaamde 'gebiedsgerichte benaderingswijze'. Met deze benaderingswijze zijn gebieden die functioneel en ruimtelijk een eenheid vormen in heel de gemeente Waterland vastgelegd en gewaardeerd. Aan de hand van de karakteristieken van deze gebieden zijn kernkwaliteiten en ambities geformuleerd, die samen met de algemene criteria voor de grotere bouwplannen bepalend zijn voor bouwplannen en beoordeling daarvan.
In dit kader wordt onderscheid gemaakt in 5 verschillende (type) gebieden, te weten:
De planlocatie maakt deel uit van het 'Woongebied' waarvoor een zogenaamd 'normaal' beoordelingsniveau geldt. Voor deze gebieden is het beleid gericht op het behouden of herstellen van de basiskwaliteit door het respecteren van de bestaande, oorspronkelijke of nieuwe karakteristieken. Behoud van de bestaande verkavelingsstructuur, korrelgrootte en schaal is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Het toezicht is beperkt tot waardering van de hoofdkenmerken van gebouwen en andere bouwwerken.
Echter, specifiek voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken zijn in de Nota geen welstandscriteria opgenomen. Hiervoor zijn nieuwe / aanvullende criteria wenselijk. Dit geldt ook voor het woningbouwplan in het plangebied.
Beeldkwaliteitsplan Woningbouw Marken
In lijn met de bovengenoemde Nota zijn daarom specifiek voor het woningbouwproject op het sportcomplex van SV Marken nieuwe welstandscriteria opgesteld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan. Behalve dat in dit beeldkwaliteitsplan relevante aspecten met betrekking tot architectuur, materiaal en kleurgebruik, eisen met betrekking tot inrichting van publieke én private gronden worden vastgelegd, wordt ook ingegaan op de stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangspunten van het plan. Daarmee is één integraal document opgesteld met uitgangspunten voor de woningbouwontwikkeling van twee nieuwe moderne werven op Marken.
Het betreffende beeldkwaliteitsplan (Beeldkwaliteitsplan ontwikkeling Marken, Sweco, 28 september 2021) zal specifiek worden vastgesteld door de raad van de gemeente Waterland. Daarmee zal dit beeldkwaliteitsplan in aanvulling op de welstandsnota dienen, voor zover betrekking hebbend op het aangegeven plangebied. Het beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Volledigheidshalve is het betreffende beeldkwaliteitsplan ook als Bijlage 13 bij deze plantoelichting gevoegd. Nadrukkelijk wordt daarbij vermeld dat er geen planologisch-juridische werking van deze bijlage bij de plantoelichting uitgaat.
Op 22 december 2020 is het 'Beleid Parkeerbehoefte, laad- en losruimte gemeente Waterland' vastgesteld. Dit beleid is vanaf 1 januari 2021 in werking getreden en functioneert als toetsingskader om vast te stellen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het 'Waterland - Parapluplan 2018' (op 7 juni 2018 door de gemeenteraad vastgesteld) is het gemeentelijk parkeerbeleid reeds vanuit planologisch oogpunt ook geborgd.
In dit beleid is aangegeven dat voor het bepalen van voldoende parkeergelegenheid gebruik wordt gemaakt van de cijfers van het CROW, het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Daarbij dient getoetst te worden aan CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren- Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (of de opvolger daarvan).
Specifiek voor het plangebied geldt dat de parkeerbehoefte voor de woningbouwontwikkeling volledig binnen het plangebied opgelost dient te worden. Bovendien zal rekening gehouden moeten worden met het aantal parkeerplaatsen als onderdeel van het sportcomplex dat momenteel in het plangebied aanwezig is.
In paragraaf 5.8 wordt hierop nader ingegaan.
In de Duurzaamheidsagenda 2020-2022 (Green Deal Waterland) wordt voortgeborduurd op de vorige duurzaamheidsagenda 2015-2018 waarin staat dat de gemeente de ambitie heeft om in 2050 energieneutraal te zijn. Dit betekent dat in 2050 alleen energie van hernieuwbare bronnen (zon, wind, biomassa, aardwarmte) wordt gebruikt, voor alle gebouwen (woningen, kantoren, bedrijfspanden) en voor het verkeer en vervoer op het grondgebied van de gemeente Waterland. Om dit te bereiken zet de gemeente sterk in op duurzaamheid, echter, met oog voor de kenmerkende waarden binnen de gemeente. De gemeente streeft naar een duurzame ontwikkeling van het kenmerkende (water)landschap en de mooie stads- en dorpsgezichten. De gemeente stelt bovendien duurzaamheidseisen aan nieuwbouwprojecten en zal streven naar energieneutraliteit.
In de nieuwe Duurzaamheidsagenda 2020-2022 zijn twee speerpunten benoemd waarbij de gemeente zich met een duurzaamheidsfonds richt op het tegengaan van klimaatverandering en het aanpakken van de gevolgen daarvan:
Tevens geldt dat per 1 januari 2021 nieuwbouwwoningen, waar een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, bijna energieneutraal moeten zijn. Deze woningen moeten dan voldoen aan de BENG (Bijna Energieneutraal Gebouw). Deze eisen komen in de plaats van de voorheen geldende EPC-normen (EPC stond voor Energie Prestatie Coëfficiënt). De geldende indicatoren zijn geïnspireerd op de Trias Energetica: eerst de energievraag beperken, dan energie uit hernieuwbare bronnen gebruiken en voor het restant eindige energiebronnen efficiënt benutten.
Het voorliggende plan zal dan ook moeten voldoen aan eisen van duurzaam bouwen. In het gemeentelijk 'Plan van Aanpak - Woningbouw sportcomplex Marken' is aangegeven dat het project zonder gasaansluitingen wordt ontwikkeld en de nieuwe woningen energieneutraal zijn, of zo dicht mogelijk daarbij. In deze fase van het project zijn aanvullende duurzaamheidsmaatregelen (nog) niet bekend. Bij de definitieve uitwerking van de plannen in het kader van de aanvraag voor de omgevingsvergunningen voor bouwen zullen echter alle verplichte documenten met betrekking tot het aspect duurzaamheid en energie toegevoegd moeten worden.
Wat betreft de het stimuleren en vergroten van de biodiversiteit ziet de gemeente er op toe dat bij de nieuw te realiseren watergang ecologische oevers worden aangelegd zodat de biodiversiteit wordt vergroot / gestimuleerd. Daarbij wordt gedacht aan het toepassen van nestvoorzieningen voor vogels, kasten voor vleermuizen, groene daken en gebruiken van bloemrijke gazons voor insecten. Bij de uitwerking van het woningbouwplan zal dit nader worden bekeken.
Gezien het historische karakter van het beschermd dorpsgezicht van Marken is het overigens niet wenselijk dat windmolens deel uitmaken van het historische beeld. Deze zijn dan ook in het hele plangebied uitgesloten. Kleinschalige duurzame energiewinning is wel binnen elke bestemming toegestaan. Dit beleid heeft voor zover noodzakelijk zijn vertaling gekregen in dit bestemmingsplan.
Met de nieuwe woningbouwontwikkeling op het Sportcomplex Marken dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt invulling gegeven aan het woningbouwbeleid van de gemeente. Het plan is in lijn met de uitgangspunten uit de gemeentelijke omgevingsvisie en past tevens binnen het overige relevante gemeentelijk beleid. Bovendien wordt er met het plan een relatie gelegd met de traditionele Marker bouwwijze en ingespeeld op waterbewust bouwen, wat belangrijke uitgangspunten zijn voor nieuwe woningbouwplannen op Marken.
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. De doelstelling die in de KRW is opgenomen, is dat in 2027 in alle Europese landen het water voldoende schoon en gezond is. Uit deze KRW vloeien maatregelen voor waterbeheerders voort om aan voornoemde doelstelling te kunnen voldoen.
Het voorliggende plan heeft geen negatieve invloed op de ecologische of chemische waterkwaliteit en past daarmee binnen de in de KRW geformuleerde doelstelling.
Met de komst van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), dat op 1 januari 2021 in werking is getreden, is het Nationaal Waterplan 2016-2021 uit 2015 komen te vervallen. De hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid (zoals het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart) wijzigen echter niet. Sterker, deze worden nog belangrijker en breder ingezet in het beleid voor het inrichtingen van de fysieke leefomgeving. In dit kader wordt ook verwezen naar paragraaf 4.2.1, waar in relatie tot het plangebied de Omringkade Marken en de realisatie van woningen op twee nieuwe moderne werven een belangrijke rol speelt. Met de ontwikkeling van twee nieuwe werven in het voorliggende plan wordt waterrobuust gebouwd en is een goed voorbeeld van ruimtelijke adaptatie.
Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (Bprw) beschrijft het beheer van de rijkswateren voor de periode 2016-2021 en is opgesteld door Rijkswaterstaat. Het plan vertaalt het Nationaal Waterplan 2016-2021 en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar beheer en onderhoud van de rijkswateren, de Waddenzee, de Noordzee, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta en diverse rivieren en kanalen. Binnen het plangebied zijn geen rijkswateren gelegen. Het bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met het Bprw en het frustreert de uitvoering ervan niet.
Door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is op 3 november 2015 het Waterprogramma 2016-2021 vastgesteld. Met dit Waterprogramma geeft het HHNK richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Dat is nodig, want de klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van de keuzes van het waterschap. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met partners en belanghebbenden.
Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van dit Waterprogramma is daar invulling aan gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen. De onderwerpen voor deze bouwstenen zijn verzameld via een intensieve dialoog met een groot aantal belanghebbenden.
De Keur 2016 bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszones bepaalde handelingen verboden. Voor werkzaamheden die plaats vinden binnen deze zones moet contact gezocht worden met het Hoogheemraadschap. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden moet een watervergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan.
Omdat er in relatie tot de voorliggende woningbouwontwikkeling onder andere een watergang wordt gedempt, zal een watervergunning bij het HHNK aangevraagd worden. In dit kader wordt ook verwezen naar van de 'Watertoets Marken Boven Water' (Sweco, oktober 2020), dat als Bijlage 10 bij deze plantoelichting is gevoegd, alsook de in dit plan opgenomen 'Waterparagraaf'.
De Beleidsnota Waterkeringen beschrijft het beleid en de randvoorwaarden voor het dagelijks beheer van de primaire en regionale waterkeringen van het HHNK. Met deze nota geeft het Hoogheemraadschap eenduidige doelstellingen en richtlijnen. Het vormt een richtinggevend document voor de uitvoering van de waterkeringstaak.
Het plangebied ligt niet in een zone van een genormeerde regionale waterkering die in het beheer is bij het HHNK. Dit in tegenstelling tot de beschermingszones behorend bij de Omringkade Marken. Deze waterkering is echter in het beheer bij Rijkswaterstaat.
Het doel van het waterplan (d.d. 25 februari 2013, en op 24 juni 2013 door het college vastgesteld) is een overkoepelend visiedocument te presenteren van het huidige waterbeleid, ambities, kansen en knelpunten binnen het watersysteem van de gemeente Waterland. Binnen het waterplan worden gezamenlijke afspraken gemaakt tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid.
De belangen van het watersysteem als ordenend principe worden betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Gemeente en Hoogheemraadschap (en eventueel de provincie Noord-Holland en Rijkswaterstaat) dienen in een vroegtijdig stadium te zorgen voor afstemming zodat water optimaal in ruimtelijke plannen wordt meegenomen. Ook wordt ernaar gestreefd dat de waterparagraaf een integraal onderdeel is van alle ruimtelijke plannen en besluiten waarin water een aandachtspunt is. In paragraaf 5.7 wordt nader ingegaan op de waterparagraaf.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Waterland staat beschreven hoe de gemeente omgaat met afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP Waterland 2018-2023 bestaat uit een regionaal deel, dat door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is opgesteld, en een gemeente specifiek deel met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een instrument om mee te kunnen bewegen met de veranderingen om ons heen. Zo is er sprake van verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en burger en een grotere focus op doelmatig beheer.
De algemene doelen van de riolering (bescherming van de volksgezondheid, handhaving van een goede en een gezonde leefomgeving, beschermen van natuur en milieu) en de algemene doelen van het beheer van oppervlaktewater zijn vertaald in de volgende doelen:
De algemene doelen zijn door vertaald naar watertaken en benodigde maatregelen. Door toekomstige ontwikkelingen af te zetten tegen de huidige situatie ontstaat een opgave. In het GRP is deze opgave voor de komende planperiode (tot 2023) in beeld gebracht.
In het voorliggende woningbouwplan is gekozen voor een 100% gescheiden stelsel. Regenwater dat afstroomt van daken en verhardingen wordt in principe in het dikke zandpakket van de terpen geïnfiltreerd. Wanneer dit niet mogelijk is wordt het water afgevoerd naar het oppervlaktewater. In dit kader wordt ook verwezen naar van de 'Watertoets Marken Boven Water' (Sweco, oktober 2020), dat als Bijlage 10 bij deze plantoelichting is gevoegd, alsook de in dit plan opgenomen 'Waterparagraaf'.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het nationale en regionale waterbeleid, het beleid van het waterschap en het gemeentelijk beleid. Hoofdwatergangen, zowel bestaand alsook nieuw aan te leggen, zijn specifiek in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Water'. Ook is voorzien in een passende regeling voor de beschermingszone behorend bij de waterkering (Omringkade Marken) voor zover die is gelegen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, in de vorm van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Bovendien zullen er bij Rijkswaterstaat en het HHNK als onderdeel van de beoogde werkzaamheden de benodigde watervergunningen worden aangevraagd.
Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen worden diverse relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven en toegelicht die bij een ruimtelijk plan in beschouwing moeten worden genomen. Na een algemene beschrijving, gebaseerd op wet- en regelgeving/ normstelling en beleid, wordt voor elk onderdeel ingegaan op de relatie met het plangebied en getoetst aan de uitgangspunten voor het bestemmingsplan.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh kent voor weg- en railverkeer alsmede voor gezoneerde industrieterreinen voorkeursgrenswaarden op nieuwe bestemmingen. De Wgh gaat uit van zones langs (spoor)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen met geluidsgevoelige objecten (zoals woningen) een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden.
In het kader van het voorliggende plan is alleen het onderdeel wegverkeerslawaai van belang. Er liggen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen gezoneerde industrieterreinen en/of spoorwegen. Ook luchtvaartlawaai vormt geen beperking.
Wegverkeerslawaai
Geluidzones
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf (art. 74, lid 2 Wgh). De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg. In tabel 5.1 is dit inzichtelijk genaakt.
Gebied waarin de weg ligt | Aantal rijstroken | Zonebreedte |
Stedelijk | één of twee | 200 m |
drie of meer | 350 m | |
Buitenstedelijk | één of twee | 250 m |
drie of vier | 400 m | |
vijf of meer | 600 m |
Tabel 5.1 - Zonebreedtes wegen
Grenswaarden
Geluidsgevoelige objecten die worden gerealiseerd binnen de geluidszones dienen te worden getoetst aan grenswaarden van de geluidsbelasting die zijn aangegeven in de Wgh. Hierbij geldt een voorkeursgrenswaarde voor nieuwe situaties. Voor nieuwe woningen bedraagt deze 48 dB. Indien deze waarde wordt overschreden, kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor een hogere waarde. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen bedraagt 63 dB in binnenstedelijk gebied en 53 dB in buitenstedelijk gebied.
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van een nieuwe woningbouwontwikkeling op een tweetal nieuw te realiseren Werven, gelegen op het Sportcomplex van SV Marken. Het Sportcomplex grenst aan twee wegen: de Walandweg als buurtonsluitingsweg in het westen en het Oosterpad als erftoegangsweg in het zuiden. Hoewel deze wegen qua functie en inrichting van elkaar verschillen geldt voor beide wegen een maximumsnelheid van 60 km/uur. Daarmee ligt het plangebied binnen de geluidszones van deze wegen en dient een toetsing aan de normen uit de Wgh plaats te vinden.
In dit kader is door adviesbureau Sweco Nederland B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd ('Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Nieuwbouw Marken Boven Water', 14 oktober 2020) dat als Bijlage 1 is opgenomen bij deze toelichting. De belangrijkste resultaten en conclusies worden hierna weergeven.
Resultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
De geluidsbelasting op de gevels van de geplande nieuwe woningen door het verkeer over het Oosterpad en op de Walandweg bedraagt ten hoogste respectievelijk 37 dB (Lden) en 48 dB (Lden), inclusief aftrek conform artikel 3.4 uit het RMG 2012. Beide waarden overschrijden de hoogste toelaatbare geluidsbelasting (de voorkeurswaarde) van Lden 48 dB niet. Aanvullend onderzoek naar bron- en/of overdrachtsmaatregelen is daarom niet nodig.
De berekende gecumuleerde geluidsbelasting door verkeer op beide wegen samen bedraagt ten hoogste 53 dB. Deze waarde is zodanig dat er, als onderdeel van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen, geen aanvullende eisen gelden voor de gevels van de woningen. Met de gangbare bouwkundige voorzieningen kan namelijk aan de gestelde eis uit artikel 3.2 van het Bouwbesluit voldaan worden. Hierin is gesteld dat de karakteristieke geluidswering voor een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied/-ruimte minimaal 20 dB dient te zijn en dat het binnenniveau in de verblijfsgebieden van geluidsgevoelige bestemmingen niet meer mag bedragen dan 33 dB. Daarom zijn geluidsniveaus op de gevel van (33+20=) 53 dB of lager te accepteren zonder extra bouwkundige voorzieningen.
Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor het beoogde woningbouwplan en dit bestemmingsplan.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
De gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland, waaronder de gemeente Waterland, hebben een regionale bodemfunctieklassen- en bodemkwaliteitskaart opgesteld, evenals een regionale nota bodembeheer (Nota bodembeheer regio Waterland 2018-2028). In aanvulling hierop heeft het college van Waterland op 12 mei 2020 ‘De Notitie aanvulling bodemkwaliteitskaart’ en ‘Nota bodembeheer regio Zaanstreek-Waterland’ (versie 8 april 2020) vastgesteld, waarin aanvullende regels met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de toe te passen grond met PFAS binnen de gemeente zijn opgenomen.
Om te bepalen of de grond binnen het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik is door adviesbureau Sweco Nederland B.V. een bodemonderzoek uitgevoerd ('Vooronderzoek milieuhygiënische bodemkwaliteit Walandweg 2 te Marken', 17 juli 2020). De rapportage van dit onderzoek is integraal als Bijlage 2 bij deze plantoelichting toegevoegd. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen worden hierna weergegeven.
Resultaten vooronderzoek milieuhygiënische bodemkwaliteit
Op basis van de bovenstaande bevindingen is het onderzoeksgebied opgedeeld in vier deellocaties, waarvan drie deellocaties verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging:
De verdachte locaties zijn relatief gering in omvang. Hierdoor vormen deze, in combinatie met de aard van de mogelijke verontreinigingen, geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk.
Geadviseerd wordt om ter plaatse van de verdachte deellocaties 'weg' en 'dammen' in een later stadium verkennend bodemonderzoek uit te voeren conform de NEN5740 met de hypothese verdacht.
Bij het aantreffen van puin in de bodem wordt geadviseerd daarnaast een verkennend bodemonderzoek asbest conform de NEN5707 uit te voeren.
Voor het overig deel van het terrein kan worden volstaan met een verkennend bodemonderzoek met de hypothese grootschalig onverdacht. In het kader van grondverzet en veiligheid is hier geen bodemonderzoek noodzakelijk. Bij de onderzoeksopzet wordt geadviseerd rekening te houden met voormalige watergangen door het plaatsen van raai(en) van drie boringen ter plaatse van de vermoedelijke ligging. Gezien de verwachte beperkte risico’s kunnen deze onderzoeken ten tijde van de voorbereiding van de werkzaamheden en uitvoering worden uitgevoerd.
Vanuit het aspect bodem bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Voorafgaand aan de werkzaamheden voor de beoogde woningbouwontwikkeling, dient bij de aanvraag voor de omgevingsvergunningen een verkennend bodemonderzoek conform de NEN5740 uitgevoerd te worden, en mogelijk een verkennend asbestonderzoek conform NEN5707, uitgevoerd en toegevoegd te worden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geen belemmering oplevert voor de bedrijfsvoering van bestaande bedrijvigheid in de omgeving. Anderzijds moet worden aangetoond dat nieuwe, milieuhindergevoelige functies niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven.
Voor de afstemming tussen milieuhindergevoelige functies (zoals woningen) en niet-agrarische bedrijvigheid wordt in de regel gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Bovendien zijn deze afstanden alleen van toepassing op nieuwe situaties en niet op bestaande situaties. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld. Op basis van de 'grootste afstand' tot woonbebouwing zijn de bedrijven ingedeeld in categorieën. De meest voorkomende categorieën worden weergegeven in tabel 5.2.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
Tabel 5.2 - Milieucategorieën en richtafstanden tot een rustige woonwijk en buitengebied (bron: Bedrijven en
milieuzonering, VNG
Met het voorliggende plan wordt een nieuwe woningbouwontwikkeling beoogd op een deel van de gronden die tot het Sportcomplex van SV Marken behoren. De bedoeling is dat hiervoor een deel van het sportcomplex wordt heringericht en er ruimte ontstaat voor woningbouw.
Het Sportcomplex heeft in het geldende bestemmingsplan 'Marken 2013' de bestemming 'Sport - Sportvelden'. De toegestane functies binnen deze bestemming vallen onder categorie 3.1 uit de genoemde VNG-uitgave (veldsportcomplexen met verlichting, SBI-code 931 G). De bijbehorende richtafstand op grond van het omgevingstype 'rustige woonwijk' bedraagt 50 meter en wordt bepaald door het aspect geluid.
Omdat een deel van het nieuwe woningbouwplan binnen deze richtafstand ligt, is door adviesbureau Cauberg Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of ter plaatse van de beoogde geluidgevoelige bestemmingen (woningen) er geen ontoelaatbare geluidhinder ontstaat door de activiteiten van de nabijgelegen sportvelden. De rapportage van dit akoestisch onderzoek ('Akoestisch onderzoek omgevingslawaai nieuwbouwplan te Marken; Marken boven water te Marken', 11 juni 2021) is als Bijlage 3 bij deze plantoelichting toegevoegd. De belangrijkste uitgangspunten en conclusies worden hierna weergegeven.
Uitgangspunten en conclusies akoestisch onderzoek omgevingslawaai
Voor het onderzoek is de geluiduitstraling van de sportvelden berekend op basis van de aangeleverde representatieve bedrijfssituatie, literatuurgegevens en akoestische ervaringscijfers die opgedaan zijn bij vergelijkbare inrichtingen. Het onderzoek heeft betrekking op het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en maximale geluidniveau (LAmax). Het onderzoek is uitgevoerd volgens de ‘Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai’ (1999).
De optredende geluidniveaus zijn beoordeeld aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en volgens de systematiek van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009).
In het onderzoek wordt geconstateerd dat ter plaatse van bestaande woningen het berekende geluidniveau ten gevolge van de sportvelden het hoogst is. Deze woningen zijn hierdoor maatgevend.
Uit de rekenresultaten is vervolgens gebleken dat zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als de maximale geluidniveaus ter hoogte van de nieuwe woningen overal voldoen aan de normstelling uit de VNG-publicatie stap 3 voor de gebiedstypering 'rustige woonwijk' én de normstelling uit het Activiteitenbesluit, in zowel de dag- als avondperiode. In de nachtperiode vindt geen relevante geluiduitstraling plaats ter plaatse van de sportvelden.
Verder is er ook geen sprake van indirecte hinder als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van het sportcomplex ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen.
Lichthinder
Omdat op het terrein van sportcomplex van de SV Marken momenteel een lichtinstallatie aanwezig is, en het ook de bedoeling is om het nieuw te realiseren tweede voetbalveld van verlichting te voorzien, is een lichthindermeting uitgevoerd. Op grond van de algemene zorgplicht uit het Activiteitenbesluit volgt immers dat bij een kunstlichtinstallatie rekening moet worden gehouden met eventuele lichtuitstraling buiten het sportcomplex. In dit onderzoek (Cauberg Huygen, 'Nieuwbouwplan Marken boven water te Marken; lichthinderonderzoek', 11 juni 2021) is vervolgens bepaald of de huidige verlichting tot hinder zal leiden bij de nieuw te bouwen woningen. Ook wordt een inschatting gemaakt of er een risico ontstaat op lichthinder wanneer de bestaande verlichting van het hoofdveld wordt vernieuwd en de nieuwe verlichtingsinstallatie van veld 2 wordt gerealiseerd. Daarbij is getoetst op verlichtingssterkte (Ev) en lichtsterkte (I). De rapportage van het betreffende onderzoek is als Bijlage 4 bij deze plantoelichting gevoegd.
Uit de lichthindermetingen blijkt dat op de grens van de toekomstige woningbouwlocatie van Terp 1 (westelijke terp) in de huidige situatie geen sprake is van overschrijding op beide toetsingscriteria (verlichtingssterkte en lichtsterkte). In de huidige situatie wordt met de bestaande verlichtingsinstallatie op het hoofdveld namelijk voldaan aan de grenswaarden uit de NSVV Richtlijn lichthinder.
Echter, voor nieuw te realiseren of aan te passen verlichtingsinstallaties gelden vanaf 1 november 2021 de nieuwe NSVV Richtlijn lichthinder uit 2020. Concreet betekent dit dat vanaf die datum striktere grenswaarden gelden wanneer nieuwe verlichtingsinstallaties worden gerealiseerd of de armaturen worden vernieuwd.
Indien het vervangen van de armaturen op het hoofdveld en de nieuw te realiseren verlichtingsinstallatie op veld 2 na 1 november 2021 plaatsheeft, ontstaat een reëel risico op overschrijding van de dan geldende grenswaarden.
Om het risico op overschrijding van de grenswaarden te beperken wordt geadviseerd om zowel bij het vervangen van de armaturen (hoofdveld) als bij het nieuwe ontwerp (veld 2) rekening te houden met het beperken van lichthinder. Dit is mogelijk door vooraf bij de keuze van de armaturen danwel het opstellen van het ontwerp een lichthinderberekening uit te voeren.
Ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning zal aan de dan geldende normen worden getoetst.
Het onderdeel 'bedrijven en milieuzonering' staat niet in de weg aan de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan. Indien in de toekomst de bestaande verlichtingsinstallatie op het bestaande hoofdveld vervangen wordt, en ook het nieuw te realiseren tweede voetbalveld van verlichting wordt voorzien, dient hieraan voorgaand wel een lichthinderberekening uitgevoerd te worden met als doel om bij de keuze van de armaturen en het ontwerp rekening te houden met het beperken van lichtuitstraling.
Veehouderijen kunnen hinder veroorzaken voor gevoelige functies. Een belangrijk hinderaspect is geur. De regelgeving die hiervoor van toepassing is, is vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Dit beoordelingskader is vanaf 1 januari 2013 ook overgenomen in het Activiteitenbesluit. Het beoordelingskader is als volgt:
De geuremissies worden uitgedrukt in Europese odour units (Europese geureenheden) per tijdseenheid: ouE/s. Deze geuremissies zijn bepaald op basis van metingen aan de geurconcentraties uit stallen. De geurbelastingen worden uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht: ouE/m3. Hiermee wordt het 98-percentiel van de geurconcentratie bedoeld. Dat is de geurconcentratie, berekend met een verspreidingsmodel, welke gedurende 2 procent vaneen jaar wordt overschreden.
De afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object dient in alle gevallen tenminste 50 meter te bedragen indien het geurgevoelige object gelegen is binnen de bebouwde kom en 25 meter te bedragen indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Het beoordelingskader voor (intensieve) veehouderij is samengevat in tabel 5.3.
Ligging | Diercategorieën | Concentratiegebied |
Niet- concentratiegebied |
Afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object |
Binnen bebouwde kom | Diercategorieën Rgv | Max. 3 ouE/m3 | Max. 2 ouE/m3 | Min. 50 m |
Andere diercategorieën | Min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | Min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | ||
Buiten bebouwde kom | Diercategorieën Rgv | Max. 14 ouE/m3 | Max. 8 ouE/m3 | Min. 25 m |
Andere diercategorieën | Min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object | Min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Tabel 5.3 - Geldende waarden/afstanden veehouderijen
Voor de geurcontouren of aan te houden afstanden moet in principe worden uitgegaan van de randen van het bouwvlak. De rand van het bouwvlak wordt aangehouden omdat de veehouderij in principe het recht heeft om overal binnen het bouwvlak te bouwen.
Bovendien biedt de Wgv gemeenten de mogelijkheid om voor bepaalde gebieden en gelet op lokale omstandigheden andere afstanden of normen vast te stellen dan de landelijk gestelde afstanden of normen. De afwijkende geurnormen en afstandseisen moeten worden vastgelegd in een gemeentelijke verordening (op grond van artikel 6 Wgv). De motivering moet te herleiden zijn tot de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied of een afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. De toetsing aan middels geurverordeningen aangepaste geurnormen en afstanden geldt ook voor veehouderijen die onder de regels van het Activiteitenbesluit vallen.
Ten zuiden van het plangebied is op relatief korte afstand van de nieuwe beoogde woningbouwontwikkeling (in dit geval de oostelijke werf) een agrarisch bedrijf gelegen. Het betreft een melkrundveehouderij aan het Oosterpad 2. De veehouderij heeft in het verleden een melding in het kader van het Activiteitenbesluit voor het houden van melkrundvee met bijbehorend jongvee gedaan. Daarmee worden uitsluitend dieren gehouden waarvoor géén geuremissiefactor is vastgesteld. Omdat het geurgevoelige object (de nieuwe woningen) binnen het 'bestaand stedelijk gebied' liggen (zie ook paragraaf 4.2.3 en 4.3.2) en daarmee binnen de bebouwde kom als bedoeld in de Wgv, geldt er een vaste afstand van minimaal 100 meter tussen het agrarisch bouwvlak (zoals dat is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan) en de nieuwe woningen.
Met het voorliggende plan wordt een nieuwe woningbouwontwikkeling beoogd op een deel van de gronden die tot het Sportcomplex van SV Marken behoren. De bedoeling is dat hiervoor een deel van het sportcomplex wordt heringericht en er ruimte ontstaat voor woningbouw. De beoogde woningbouwontwikkeling (de oostelijke werf) ligt daarmee deels binnen 100 meter van het bouwvlak behorende bij het agrarisch bedrijf aan het Oosterpad 2.
Zoals reeds aangegeven bestaat er de mogelijkheid om de afstanden tot geurgevoelige objecten voor bepaalde gebieden door middel van een gemeentelijke verordening aan te passen, op grond van de mogelijkheden die de Wgv biedt. Daartoe moet een geurverordening worden opgesteld die wordt onderbouwd door middel van een gebiedsvisie. De Roever Milieuadvisering heeft in dit kader een geurgebiedsvisie opgesteld ('Geurgebiedsvisie Marken, gemeente Waterland', 15 februari 2021), welke als Bijlage 5 bij de plantoelichting is toegevoegd.
In de geurgebiedsvisie wordt voorgesteld om de afstandseis voor een geurgevoelig object gelegen binnen de bebouwde kom aan te passen, van 100 meter naar 50 meter. In de rapportage van de geurgebiedsvisie is toegelicht dat bij de aangepaste afstandseis nog altijd sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de belangen van de veehouderij aan het Oosterpad 2 niet worden geschaad.
Ook uit de beschouwing van de overige criteria blijkt dat het vaststellen van een hogere geurnorm mogelijk is. Het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging wordt niet geschaad en een even hoog niveau van bescherming wordt bereikt.
Aan de hand van de genoemde geurgebiedsvisie zal de gemeenteraad van Waterland op grond van artikel 6 van de Wgv de 'Verordening geurhinder en veehouderij Waterland 2021' vast stellen. Daarmee wordt besloten om de afstand tot geurgevoelige objecten voor het plangebied (de nieuwe oostelijke werf) te wijzigen van 100 meter in 50 meter.
Uitgangspunt daarbij is wel dat de vorm van het agrarisch bouwvlak Oosterpad 2 in het oosten wordt aangepast. Tegelijkertijd kan daarmee de wens van de eigenaar van het betreffende agrarisch bedrijf worden ingewilligd om een nieuwe stal op te richten, ten zuidoosten van de bestaande stal.
Hierover zijn tussen de eigenaar en de gemeente afspraken gemaakt. Om de vormwijziging van het agrarisch bouwvlak ook planologisch vast te leggen zal gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan 'Marken 2013'. Hiervoor is een wijzigingsplan (artikel 3.6 Wro) in voorbereiding. In figuur 5.1 is de afstandscontour van 100 meter (en 50 meter) rondom het aan te passen bouwvlak van de veehouderij aan Oosterpad 2 weergegeven.
Figuur 5.1 - Afstanden tot geurgevoelige objecten rondom het (aan te passen) bouwvlak Oosterpad 2
(bron: De Roever, Geurgebiedsvisie Marken, 2021)
In navolgende figuur is de verbeelding van het (ontwerp) wijzigingsplan opgenomen, waarin de vormaanpassing van het agrarische bouwvlak conform de geurgebiedsvisie is weergegeven.
Voor het wijzigingsplan zal de daarvoor geldende procedure worden gevolgd en doorlopen.
Figuur 5.2 - verbeelding wijzigingsplan 'Oosterpad 2 Marken' (bron: gemeente Waterland)
Vertaling in het bestemmingsplan
Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' opgenomen. In de bijbehorende regels is bepaald dat binnen deze zone geen nieuwe woningen zijn toegestaan. Deze aanduiding is afgestemd op de maatgevende afstandscour (50 meter) behorend bij de veehouderij aan het Oosterpad 2, en gebaseerd op de geurgebiedsvisie die specifiek voor de beoogde woningbouwontwikkeling is opgesteld.
Hiermee kan voor de toekomstige woningen voldaan worden aan een acceptabel woon- en verblijfsklimaat en vormt de planontwikkeling geen belemmering voor het betreffende agrarische bedrijf.
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, mits voor de vaststelling van het bestemmingsplan een geurverordening wordt vastgesteld.
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. De wettelijke grondslag hiervan is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb).
Gebiedsbescherming
De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.
Naast de bescherming op grond van de Wnb kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Het Natuurnetwerk is een Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in het NNN niet toegestaan zijn indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN significant aantasten.
Soortenbescherming
De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen (door het bevoegd gezag) worden verleend van de verbodsbepalingen. In de gevallen dat een ontheffing van de verbodsbepalingen noodzakelijk is, dan 'haakt' de ontheffing aan bij de omgevingsvergunning.
De Wnb kent een apart beschermingsregime voor Vogelrichtlijnsoorten (alle vogels), Habitatrichtlijnsoorten en nationaal beschermde soorten. Voor Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten geldt een strikte bescherming. Voor de nationaal beschermde soorten hebben provincies de bevoegdheid om in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden een vrijstelling te verlenen van de verbodsbepalingen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan, c.q. onderbouwd worden, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.
Om te beoordelen wat de effecten zijn van de beoogde planontwikkelingen binnen het plangebied op de natuur, is door adviesbureau Sweco Nederland B.V. een natuuronderzoek uitgevoerd waarbij is gekeken naar gebiedsbescherming en naar soortenbescherming, gebaseerd op een bronnenonderzoek en een veldbezoek. De rapportage van het 'Verkennend natuuronderzoek Walandweg 2 (SV Marken) - Een oriënterend onderzoek in het kader van de wet- en regelgeving voor natuur te Marken' (Sweco, 8 juni 2021) is integraal als Bijlage 6 bij deze plantoelichting opgenomen. De belangrijkste resultaten en conclusies uit dit onderzoek worden hierna weergegeven.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied maar ligt op zeer korte afstand (ca. 35 meter) van het Natura 2000-gebied 'Markermeer & IJmeer' en op ca. 9,5 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske'.
De werkzaamheden in het plangebied resulteren niet in een oppervlakteverlies van Natura 2000-gebieden , evenmin veroorzaakt het een versnippering voor aangewezen soorten, verontreiniging en verdroging. Echter, gezien de ligging van het plangebied zijn negatieve effecten van geluid, beweging, verlichting en mechanische effecten op de instandhoudingsdoelstellingen niet uitgesloten.
De Wnb kent een goedkeuringsvereiste voor plannen die significante gevolgen voor de betreffende gebieden zouden kunnen hebben (artikel 2.7, eerste lid, Wnb), en een vergunningplicht voor projecten die significant negatieve gevolgen voor de betreffende gebieden zouden kunnen hebben (artikel 2.7, tweede lid, Wnb). De goedkeuring of de vergunning wordt alleen verleend wanneer voldoende zeker is dat de instandhoudingsdoelstellingen voor het betreffende Natura 2000-gebied niet in het geding zijn. Wanneer significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden op grond van een passende beoordeling niet kunnen worden uitgesloten, kan alleen goedkeuring aan het plan of een vergunning voor het project worden verleend indien de ADC-toets met succes doorlopen kan worden (artikel 2.8, vierde lid, Wnb). Dat betekent dat het project nodig is omwille van een dwingende reden van groot openbaar belang, er geen alternatief mag zijn met minder grote effecten op Natura 2000 en de nodige compenserende maatregelen worden getroffen.
Een zogenaamde 'voortoets' geeft invulling aan het toetsingskader van artikel 2.7 eerste lid Wnb. Het doel van deze toetsing is om te beoordelen of het bestemmingsplan afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
Hiertoe is door Sweco een dergelijke ecologische voortoets opgesteld (Voortoets 'Wonen op Marken' - Voortoets Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer, referentienummer NL21-648800269-7254, d.d. 13 oktober 2021). Deze notitie is als Bijlage 7 bij deze plantoelichting toegevoegd. Daarin zijn de mogelijke negatieve effecten op de in het betreffende Natura2000-gebied voorkomende habitattypen, de habitatrichtlijnsoorten, de vogelrichtlijnsoorten (zowel broed- als niet-broedvogels) én eventuele cumulatieve effecten beoordeeld. Daarbij is zowel naar de ligging van het plangebied als de reikwijdte van effecten gekeken.
In de uitvoering zal eveneens rekening worden gehouden met het beperken van mogelijk negatieve geveolgen. Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan voorzien in maatregelen voorzien om strooilicht vanaf de werven te voorkomen.
Er kan worden geconcludeerd dat het woningbouwplan, zelfstandig en in combinatie met andere plannen en projecten, geen significant negatieve effecten heeft op instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer.
Het uitvoeren van een passende beoordeling is niet noodzakelijk. De Wet natuurbescherming: gebiedenbescherming staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg en gesteld wordt dat de vaststelling van het bestemmingsplan mogelijk is, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van het Markermeer- IJmeer (art. 2.7 eerste lid Wnb).
Negatieve effecten door stikstofdepositie op het Natura2000-gebied Markermeer&IJmeer zijn uitgesloten, aangezien er geen stikstofgevoelige habitattypen in het gebied aanwezig zijn.
Dit kan niet gesteld worden voor het Natura2000-gebied 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske'. Negatieve effecten kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Hierop is door Sweco een aanvullende notitie opgesteld (Marken Boven Water – Onderzoek stikstofdepositie, referentienummer SWNL0276955, d.d. 19 mei 2021) waarin de resultaten van de AERIUS-berekening zijn verwoord. Deze notitie is als Bijlage 8 bij de plantoelichting toegevoegd.
Geconcludeerd wordt dat er in zowel de gebruiksfase alsook voor de aanlegfase van de beoogde woningbouwontwikkeling geen toename is van de stikstofdepositie >0,00 mol/ha/jaar in de omliggende Natura 2000-gebieden. Bij de aanleg dient daarbij wel met mobiele werktuigen te worden gewerkt die minimaal Stage klasse IV of schoner zijn. Op basis van de uitgangspunten in de genoemde notitie is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is zonder dat er effecten van stikstofdepositie optreden > 0,00 mol/ha/jaar op omliggende Natura 2000-gebieden. Met dit scenario is het plan niet vergunningplichtig onder de Wet natuurbescherming.
Natuurnetwerk Nederland
Het dichtstbijzijnde NNN-gebied is op een afstand circa 350 meter ten zuiden van het plangebied gelegen. Dit betreft de weilanden ten zuiden van het buurtschap Moeniswerf. Het plangebied is niet binnen een NNN-gebied gelegen. Het NNN kent in de provincie Noord-Holland geen externe werking. Er is geen nader veldonderzoek en/of effectonderzoek noodzakelijk. Het is niet noodzakelijk om maatregelen te nemen om effecten te voorkomen. Ook is er geen nadere procedure noodzakelijk in de vorm van een 'nee, tenzij-toets'.
Ganzenfoerageergebied
Het plangebied is gelegen binnen een ganzenfoerageergebied zoals dat door de provincie Noord-Holland is aangewezen. Zoals ook in paragraaf 4.3.2 toegelicht, heeft deze aanwijzing betrekking op evt. jacht-activiteiten binnen deze zone. Daarvan is in zowel de huidige situatie als in voorliggend bestemmingsplan geen sprake. Het uitvoeren van nadere toetsing aan dit aspect is niet aan de orde. Ook is er geen nadere procedure noodzakelijk in de vorm van een 'nee, tenzij-toets'.
Habitat voor weidevogels
Zoals in paragraaf 4.3.2 genoemd, zijn gronden in de directe omgeving van het plangebied door de provincie Noord-Holland aangewezen als Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) Marken. Dit vormt het regime voor bescherming en waar mogelijk versterking en ontwikkeling van gebieden in Noord-Holland die landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorisch van bijzondere waarde zijn. Het BPL is beschreven in kernkwaliteiten per deelgebied. Als onderdeel van het BPL is onder meer het beschermingsregimes voor Weidevogelleefgebied geborgd in de kernkwaliteiten
In de uitvoering zal eveneens rekening worden gehouden met het beperken van mogelijk negatieve geveolgen. Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan voorzien in maatregelen voorzien om strooilicht vanaf de werven te voorkomen.
Conform de regelgeving van de Provincie geldt er geen externe werking voor deze aanwijzingen. Evenwel grenst het plangebied aan een aangewezen habitat voor weidevogels. Dit gebied betreft de weilanden ten zuiden en oosten van het sportcomplex.
Vanwege de afstand tot dit gebied en het huidige gebruik en inrichting vindt er geen aantasting plaats aan de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden. Door Sweco is een aanvullende notitie opgesteld waarin onderbouwd wordt dat negatieve gevolgen als gevolg van de woningbouw op nieuwe werven, bijvoorbeeld als gevolg van strooilicht, op het weidevogelgebied, uitgesloten zijn. Deze is als Bijlage 9 bij de toelichting toegevoegd.
Er is geen nader veldonderzoek en/of effectonderzoek noodzakelijk. Het is niet noodzakelijk om maatregelen te nemen om effecten te voorkomen.
Soortenbescherming
Algemene vogels kunnen broeden in de bomen en bosschages in het plangebied. Alle in Nederland voorkomende broedvogels zijn beschermd gedurende het broeden. Bij uitvoering van verstorende werkzaamheden in het zomerhalfjaar (ca. half maart – half juli) is een check op aanwezigheid van nesten of nestindicerende vogels nodig.
Negatieve effecten op beschermde planten, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden zijn uitgesloten. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing en geldt ook voor niet beschermde flora en fauna. De zorgplicht houdt in dat de werkzaamheden die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk worden nagelaten of maatregelen worden genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.
Negatieve effecten op vleermuizen zijn niet uit te sluiten door het verstoren en/of vernietigen van verblijfplaatsen, vliegroute en/of foerageergebied (overtreding artikel 3.5, lid 2 en 4) is niet uit te sluiten. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk.
Tevens zijn negatieve effecten op het leefgebied van kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) (overtreding artikel 3.10, lid 1, onderdeel b) niet uit te sluiten. Het uitvoeren van een aanvullend onderzoek naar marterachtigen is noodzakelijk.
De soortenbeschermingskaders uit de Wet natuurbescherming staan niet in de weg aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Eventuele ontheffingen op grond van de Wet natuurbescherming die nodig zijn voor het uitvoeren van het plan worden op voorhand verleenbaar geacht.
Aan de hand van de resultaten uit de voortoets natura2000 en de uitgevoerde AERIUS-berekening, zijn negatieve effecten op omliggende Natura2000-gebieden 'Markermeer & IJmeer' en 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske' uitgesloten.
Er dient een nader onderzoek naar beschermde soorten (vleermuizen en kleine marterachtigen) uitgevoerd te worden. Dit in verband met het verstoren en vernietiging van verblijfplaatsen en/of verstoren en vernietigen van een vliegroute en/of foerageergebied van vleermuizen (ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger) en de vernietiging van het leefgebied van kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn, wezel).
Dit onderzoek zal worden uitgevoerd in de periode najaar 2021 tot voorjaar 2022. Op voorhand kan worden gesteld dat de soortenbeschermingskaders uit de Wet natuurbescherming niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Eventuele ontheffingen op grond van de Wet natuurbescherming die nodig zijn voor het uitvoeren van het plan worden op voorhand verleenbaar geacht.
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor dit ruimtelijke plan een watertoetsproces doorlopen.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de gemeente en waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.
In de gemeente Waterland wordt het waterbeheer gevoerd door het waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) voor zover betrekking hebbend op het binnendijks gelegen gebied en Rijkswaterstaat als betrokken waterbeheerder voor het buitendijks gelegen gebied en voor de Omringkade Marken.
Het van toepassing zijnde beleid is in paragraaf 4.6 van deze plantoelichting reeds toegelicht. Bovendien is er specifiek voor de beoogde planontwikkeling door adviesbureau Sweco Nederland B.V. een 'Watertoets Marken Boven Water' (Referentienummer: SWNL-373200, 7 juni 2021) opgesteld, waarin de ontwerprichtlijnen, kansen en knelpunten ten aanzien van het thema water voor de beoogde woningbouwontwikkeling op het Sportcomplex Marken zijn verwoord. Ook is aangegeven hoe negatieve effecten voor de waterhuishouding kunnen worden voorkomen. Deze rapportage is als Bijlage 10 bij deze plantoelichting toegevoegd. De belangrijkste aspecten en resultaten van dit document worden hierna beknopt weergegeven.
Huidige situatie
Het peilbeheer op Marken richt zich op het faciliteren van het grondgebruik en valt in het beheergebied van de HHNK (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier). Zij is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en de zuivering van afvalwater. Het poldersysteem op Marken is daarom in drie peilgebieden is opgedeeld (zie ook figuur 5.2):
Figuur 5.3: Watersysteem, inclusief plangebied (bron: Watertoets Marken Boven Water, gebaseerd op
Waterplan Waterland uit 2013)
Voor het plangebied geldt dat de watergang in de zuidwesthoek op het hogere peil ligt. In de zuidelijke watergang is een peilscheiding met pomp aanwezig om het water uit de onderbemaling naar het hogere peil te verplaatsen.
Toekomstige situatie
Met HHNK heeft afstemming plaatsgevonden over de bestaande en nieuwe waterpeilen. De HHNK heeft aangegeven de onderbemaling te willen verwijderen voor het plangebied. Hiervoor dient een watervergunningsprocedure te worden doorlopen. Voor de sportvelden blijft de bestaande onderbemaling ook in toekomst gelden.
De woningen worden op werven gebouwd op circa NAP +2,00m, en het water rondom wordt opgehoogd naar het vigerende omliggende peil van NAP -1,05m. De drooglegging die bij een hoogte van NAP +2,00m ten opzichte van NAP -1,05m ontstaat is circa 3meter. Dit is fors te noemen, echter biedt het enorme kansen om water in het gebied te infiltreren, wat bijdraagt aan het beleid van HHNK.
Watercompensatie
In het conceptplan zijn op een aantal plekken dempingen van water voorzien. Bij dempingen van waterlopen dient het te dempen wateroppervlak op basis van werkelijke afmetingen volledig te worden gecompenseerd. Compensatie dient plaats te vinden in hetzelfde peilgebied waar gedempt wordt of desgewenst eventueel in een aansluitend, lager peilgebied worden gecompenseerd.
Er worden in het centrale/linker deel van het plangebied twee einddelen (met duiker) van de bestaande watergang gedempt en wordt er een stukje nieuwe water gemaakt met een nieuwe duiker. Dit water blijft op de onderbemaling omdat het A-veld van de voetbalvereniging hierop afwatert. In de watergang, ter plaatse van het stukje nieuw te graven water en net voor de nieuw aan te brengen duiker van circa 30m (inclusief put in het midden) wordt een overstortvoorziening geplaatst om daarmee het water uit de onderbemaling weg te krijgen. Het te dempen water dient conform de Keur 2016 regels van HHNK één op één te worden gecompenseerd door het graven van nieuw open water. Verdere uitwerking van te dempen water (waterbalans) dient bij aanvraag van de watervergunning bij HHNK inzichtelijk te worden gemaakt.
Als onderdeel van de wateropgave voor het plan is een oppervlakteanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er een toename aan verharding van 15.834 m2 in het plangebied is. Het HHNK heeft aangegeven dat er minimaal een compensatieplicht is van 15% extra open water ten opzichte van het toegenomen verharde oppervlak. Dit volgt ook uit de Keur (artikel 3.3). De wateropgave ( = bestaand water + watercompensatie t.b.v. verhardingstoename) voor het plangebied komt daarmee uit op 4.409 m2.
In het voorliggende plan wordt er nieuw oppervlaktewater gecreëerd. Op basis van de oppervlakteanalyse op grond van het nu voorliggende inrichtingsplan is er 3.101 m2 open water aanwezig. Dit is een tekort van 1.309 m2. Echter, omdat er als onderdeel van de plannen ook een peilwijziging van de bestaande watergangen wordt voorzien, ontstaat er extra wateroppervlak in de bestaande watergangen. Door deze peilsteiging wordt er wel aan de wateropgave voldaan. Er is zelfs sprake een overschot van 34 m2.
Bij het realiseren van nieuw stedelijk water, geldt als uitgangspunt dat dit varend kan onderhouden kan worden en dient de watergang 6,00 meter breed en 1,00 meter diep te zijn met een taludhelling van ½ . Kunstwerken dienen doorvaarbaar zijn en er zullen locaties moeten worden aangelegd voor het te water laten van de maaiboot en het tijdelijk neerleggen van slootvuil. Wanneer niet aan de eis van een 6,00 meter brede watergang kan worden voldaan, zal langs de watergang een onderhoudsstrook van 5,00 meter breed moeten worden aangelegd.
Ook zal in deze uitwerkingsfase de gevolgen van het project, waarbij onder meer het maaiveld zal worden opgehoogd voor de nieuwe werven, op de grondwaterstromen, diepere grondlagen en waterbalans, nader in worden onderzocht .
Deze aspecten zullen later in het proces worden uitgewerkt en in het kader van de (water)vergunning worden afgestemd met het Hoogheemraadschap.
Buiten het feit dat door de ophoging van de werven er een enorm pakket zand ontstaat waar water in kan worden geïnfiltreerd en vastgehouden, biedt het plangebied een aantal mogelijke kansen om het nog klimaat adaptiever te maken. Hiervoor kan onder meer aan de volgende zaken worden gedacht:
Voor de volledigheid wordt in dit kader ook verwezen naar paragraaf 4.4.4 waarin de door de regio omschreven uitgangspunten en doelvoorschriften voor nieuwbouw zijn omschreven.
Huidige situatie
Vlak ten noorden van het plangebied is de primaire waterkering van 'De Omringkade Marken' gelegen. De waterkering Marken is op dit moment nog algeheel onderdeel van een MIRT traject (Rijkswaterstaat) ten behoeve van het versterken van deze waterkering. Er dient nog een toetsing plaats te vinden van de Noordkade aangaande stabiliteit en hoogte. Als deze toetsing voldoet zal HHNK de kering overnemen in beheer. Vooralsnog is een dijkversterking van de Noordkade geen onderdeel uit van het dijkverbeteringstraject.
De Omringkade Marken waterkering heeft ook zogenaamde beschermingszones (kernzone, beschermingszone, buitenbeschermingszone). Het plangebied ligt met een smalle strook aan de noordkant binnen de beschermings- en buitenbeschermingszone van de dijk.
Toekomstige situatie
Het inrichtingsplan voorziet werkzaamheden, (graven van water en bouwen van bebouwing) in de beschermingszone van de waterkering. Tevens vinden er bouwwerkzaamheden plaats in de buitenbeschermingszone. Voor het bouwen of graven in de beschermingszone zijn regels van toepassing en geldt altijd een vergunningplicht. Ten behoeve van beide zones dient hiervoor een watervergunning aangevraagd te worden bij het Rijkswaterstaat.
Voor het graven van de watergang in het noordwesten (haaks op bestaande dijksloot) dient nadere afstemming te worden gezocht met het hoogheemraadschap. Te verwachten valt dat voor het aanbrengen van dit water mogelijke geotechnische berekeningen dienen te worden uitgevoerd waarmee de stabiliteit van de waterkering kan worden aangetoond. Voor de horizontale nieuw te graven watergang bestaat dezelfde geotechnische vraag.
Ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro zal het vooroverleg worden voorgelegd aan relevante instanties. In dat kader zal ook overleg worden gevoerd met het HHNK én Rijkswaterstaat. De gevolgen van dit vooroverleg worden, indien van toepassing, verwerkt in het bestemmingsplan.
Huidige situatie
In de huidige situatie is er geen bebouwing aanwezig in het plangebied. Hemelwater infiltreert en of watert oppervlakkig af naar het omliggende open water. Voor de parkeerplaatsen geldt hetzelfde, waarbij de parkeerplekken zelf halfverhard zijn en waterdoorlatend.
Toekomstige situatie
Er is gekozen voor een 100% gescheiden stelsel. Regenwater dat afstroomt van daken en verhardingen wordt in principe in het dikke zandpakket van de werven geïnfiltreerd. Wanneer dit niet mogelijk is wordt het water afgevoerd naar het oppervlaktewater. Uitgangspunt is dat de parkeerplaatsen worden uitgevoerd in halfverharding of in groen (bijvoorbeeld grasmatten systemen of grasbetontegels) om meer water te infiltreren.
Voor de berekening van de toename van de afvalwaterproductie wordt rekening gehouden met 3 inwoners per woning/ appartement en een productie van 15 l/i.e./h. De afvalwaterproductie bedraagt daarmee 4,64 m3/uur. Voor het plangebied geldt dat er in de toekomstige situatie een rioolgemaal centraal tussen de twee werven wordt aangebracht. Beide werven worden onder vrij verval aangesloten op het rioolgemaal, waarna middels een persleiding wordt aangesloten op de bestaande persleiding in de Walandweg. Door het niet aansluiten van het hemelwater van het bouwplan wordt de totale hoeveelheid te lozen water op het riool verminderd.
Huidige situatie
Conform de legger van HHNK 2020 is het beheer en de onderhoudssituatie als volgt in te delen.
Type onderhoud | Watergang Noordzijde (dijk) | Watergang Oostzijde | Watergang Westzijde | Watergang Zuidzijde |
Buitengewoon onderhoud | Dijkeigenaar (RWS) | HHNK | HHNK | HHNK |
Baggeren | Dijkeigenaar (RWS) | HHNK | HHNK | HHNK |
Gewoon nat onderhoud | Aanliggend eigenaar | Aanliggend eigenaar | HHNK | HHNK |
Gewoon droog onderhoud | Aanliggend eigenaar | Aanliggend eigenaar | Aanliggend eigenaar | Aanliggend eigenaar |
Tabel 5.2 - Bestaand beheer en onderhoud (bron: Watertoets Marken Boven Water)
Toekomstige situatie
In de nieuwe situatie worden er woningen aan het water gebouwd, met tuinen grenzende aan de bestaande en nieuwe watergangen. Voor het toekomstige water geldt dat het beheer en onderhoud bij HHNK komt te liggen. HHNK heeft aangegeven dat het in stand/op orde houden van de oever niet haar verantwoording is. Het beheer van het talud zal hier dan ook wijzigen naar beheer en onderhoud voor de 'aanliggende eigenaar'. In het geval van de nieuwe werven zal er een VVE (vereniging van eigenaren) ingesteld worden die het beheer en onderhoud van de taluds van de nieuwe werven, inclusief de oevers, voor haar rekening zal nemen.
De dijksloot aan noordzijde van het plangebied wordt in de huidige situatie door Rijkswaterstaat onderhouden. Na 'overdracht' (zie ook Waterkering) wordt deze sloot ook door HHNK onderhouden. Mocht er extra water worden gegraven binnen het plangebied dan dient een en ander aangaande beheer en onderhoud met HHNK te worden afgestemd.
PM: resultaten vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro.
Uit de specifiek voor de beoogde woningbouwontwikkeling uitgevoerde watertoets komt naar voren dat een nauwe afstemming en het contact houden met zowel Rijkswaterstaat (t.b.v. de dijk) en het hoogheemraadschap (HHNK) over de inrichtingsplannen en de uitvoering hiervan, wenselijk en noodzakelijk zijn.
Voordat de plannen uitgevoerd kunnen worden dient immers een watervergunning van het HHNK aangevraagd te worden voor het verwijderen van de onderbemaling voor het gebied waar de planontwikkeling plaatsvindt, alsook voor het dempen van water en het creëren van nieuwe waterlopen (als onderdeel van de wateropgave) in het plangebied. Verdere uitwerking van te dempen water (waterbalans) alsook niet aan te leggen water zal bij de aanvraag van de watervergunning inzichtelijk moeten worden gemaakt. In voorliggend bestemmingsplan zijn de hoofdwatergangen, zowel bestaand alsook nieuw aan te leggen, specifiek in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Water'.
Omdat er als onderdeel van de beoogde woningbouw ook werkzaamheden plaatsvinden in de beschermingszone van de waterkering en er ook bouwwerkzaamheden plaatsvinden in de buitenbeschermingszone, is een watervergunning nodig van Rijkswaterstaat. Bij de uitwerking van de woningbouwplannen, waaronder het definitieve inrichtingsplan, en de voorbereiding op de aanvraag omgevingsvergunning, zal dit vergunningentraject worden opgepakt.
Om de bescherming van de waterkering vanuit planologisch oogpunt te borgen, is in het voorliggende bestemmingsplan de kernzone gecombineerd met de beschermingszone voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De beschermingsregels zijn daarbij afgestemd op de bepalingen uit het geldende bestemmingsplan 'Marken 2013'.
Als het bovengenoemde in acht wordt genomen, staat het thema water de uitvoering van de plannen niet in weg.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het noodzakelijk om te analyseren of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot extra verkeersgeneratie om zo eventuele nadelige effecten op de leefbaarheid te voorkomen. Tevens dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen sprake te zijn van sluitende parkeeroplossingen.
Om een inschatting te maken van de extra hoeveelheid autoverkeer die met het plan wordt gegenereerd, zijn de kencijfers van het CROW geraadpleegd. Het CROW is een onafhankelijk kenniscentrum voor infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer. Aan de hand van de CROW-Publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren- Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' is voor verschillende functies (waaronder wonen) de verkeersgeneratie te berekenen. Daarbij geldt dat voor diverse woningtypen ook verschillende kengetallen gelden. Op basis van de verdeling die momenteel voorligt, dient uitgegaan te worden van in totaal 663 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In bijgaande tabel 5.3 is dit in beeld gebracht.
Overigens wordt opgemerkt dat de gemeente Waterland in haar actuele parkeerbeleid voor Marken uitgaat van ‘niet stedelijk’ en de categorie ‘rest bebouwde kom’, en ook uitgaat van het gemiddelde van de minimale en maximale aangegeven kencijfers. In tabel 5.3 is daarmee rekening gehouden.
Categorie CROW |
Kencijfers verkeersgeneratie (motorvoertuigen per etmaal) |
Aantal woningen |
Aantal (motorvoertuigen per etmaal) |
||
min | max | gem. | |||
koop, huis, vrijstaand | 7,8 | 8,6 | 8,2 | 7 | 57,4 |
koop, huis, 2 onder 1 kap | 7,4 | 8,2 | 7,8 | 22 | 171,6 |
koop, huis, tussen / hoek | 7,0 | 7,8 | 7,4 | 23 | 170,2 |
huur, huis, sociale huur | 5,2 | 6,0 | 5,6 | 16 | 89,6 |
koop, appartement, goedkoop | 5,2 | 6,0 | 5,6 | 18 | 100,8 |
koop, appartement, midden | 5,6 | 6,4 | 6,0 | 8 | 48,0 |
koop, appartement, duur | 7,0 | 7,8 | 7,4 | - | - |
huur, appartement midden/goedkoop | 3,7 | 4,5 | 4,1 | 6 | 24,6 |
huur, appartement, duur | 5,6 | 6,4 | 6,0 | - | - |
Totaal | 100 | 662,2 |
Tabel 5.3 - Verkeersgeneratie van de beoogde nieuwe Woningbouwontwikkeling Sportcomplex SV Marken
Het plangebied wordt momenteel rechtstreeks ontsloten op de Walandweg. Dit betreft een buurtonsluitingsweg met een relatief breed profiel en een maximumsnelheid van 60 km/uur. Deze situatie wijzigt niet. Het aantal extra verkeersbewegingen zal probleemloos opgaan in het huidige verkeersbeeld van het omliggende wegennet.
Zoals reeds in paragraaf 4.5.8 van deze plantoelichting is aangegeven, is het parkeerbeleid in de gemeente Waterland verwoord in de nota 'Beleid Parkeerbehoefte, laad- en losruimte gemeente Waterland' (in werking vanaf 1 januari 2021). Daarin is aangegeven dat voor het bepalen van voldoende parkeergelegenheid getoetst dient te worden aan CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren- Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (of de opvolger daarvan).
Om een goed beeld te hebben van het aantal benodigde parkeerplaatsen is dit in een separate notitie inzichtelijk gemaakt (mRO b.v., 'Notitie Uitwerking parkeren Woningbouwontwikkeling Sportcomplex SV Marken', 13 juli 2021). Deze notitie is als Bijlage 11 bij de plantoelichting gevoegd.
Aan de hand van CROW-publicatie 381 is de parkeervraag voor de beoogde planontwikkeling binnen het plangebied in beeld gebracht. Daarbij is onderscheid gemaakt in de parkeervraag voor de nieuwe woningbouwontwikkeling op twee nieuwe moderne werven én de parkeervraag voor SV Marken. Omdat niet iedere functie op hetzelfde moment gebruikt zal worden, en de intensiteit van gebruik afhankelijk is van de dagen per week en momenten per dag, kan de parkeervraag worden uitgezet op basis van de zogenaamde aanwezigheidspercentages. Hiermee ontstaat een gewogen parkeervraag, de zogenaamde parkeerbalans.
Uit de parkeerbalans blijkt dat de zaterdagochtend het maatgevende moment vormt voor de parkeervraag. Op dat moment zijn minimaal 182 parkeerplaatsen nodig. Het momenteel voorliggende stedenbouwkundig inrichtingsplan biedt voldoende ruimte om dit benodigde aantal parkeerplaatsen te realiseren. In de bovengenoemde notitie is dit uitgebreid beschreven en in beeld gebracht.
Om ervoor te zorgen dat er bij de uitwerking van de plannen ook daadwerkelijk voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd, is in de regels behorend bij dit bestemmingsplan in artikel 17.1 een parkeerbepaling opgenomen, als gevolg waarvan bij de aanvraag omgevingsvergunning te alle tijde dient te worden voldaan aan het (actuele) parkeerbeleid.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. De grenswaarde van PM10 of NO2 bedraagt 40 µg/³. De grenswaarde van PM2,5 ligt op 25 µg/³. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Goede ruimtelijke ordening
Naast hoofdstuk 5 van de Wm is ook het beginsel van een goede ruimtelijke ordening van toepassing. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: 'het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigd dan het dienen van de belangen afzonderlijk'. Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitssituatie.
Besluit gevoelige bestemmingen
In het verlengde van een goede ruimtelijke ordening, gebaseerd op de Wm, is het Besluit gevoelige bestemmingen van kracht. Dit besluit is gericht op functies voor gevoelige groepen voor langdurig verblijf. Hierbij kan worden gedacht aan zorginstellingen, kinderopvang, scholen en bejaardentehuizen. Deze functies mogen niet worden gerealiseerd in gebieden met overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden ten gevolge van provinciale wegen en rijkswegen.
Het plan voorziet in een nieuwe woningbouwontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van maximaal 100 woningen in verschillende woningtypen. Hiermee is de beoogde planontwikkeling aan te merken als een project dat binnen de getalsmatige grenzen uit de 'Regeling NIBM' valt en daarmee 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Voorts maakt het bestemmingsplan de realisatie van nieuwe gevoelige bestemmingen in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen niet mogelijk.
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is daarnaast gekeken naar de concentratie stikstofdioxide en fijn stof (PM10) in het plangebied. Uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat de achtergrondconcentratie voor stikstofdioxide in 2018 ter hoogte van het plangebied minder dan 12 µg/m³ bedraagt en voor fijn stof (PM10) minder dan 17 µg/m³ en voor fijn stof (PM2,5) minder dan 10 µg/m³. De concentraties zijn daarmee lager dan de grenswaarden van 40 / 25 µg/m3, waardoor het plan er niet toe zal leiden dat er grenswaarden worden overschreden. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening bestaan er daarom geen belemmeringen voor het plan.
Voorts zijn woningen in het Besluit gevoelige bestemmingen niet aangemerkt als een gevoelige bestemming. Het plan voorziet derhalve niet in de realisatie van gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit.
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect luchtkwaliteit voor het plan.
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's dienen binnen aanvaardbare grenzen te blijven. Binnen externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
De regelgeving voor het aspect Externe Veiligheid is opgenomen in het:
Hierbij geldt dat bebouwing niet is toegestaan binnen de zogenaamde 10-6- contour van het PR rond bedrijven waarin opslag en/of verwerking gevaarlijke stoffen plaatsvindt, danwel langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Verder geldt dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Er dient een verantwoording GR opgesteld te worden indien een bestemming gepland is binnen het invloedsgebied.
Met behulp van de landelijke risicokaart is een inventarisatie van de risicobronnen in en om het plangebied gemaakt.
Hieruit blijkt dat in de omgeving van het woningbouwplan geen risicovolle inrichtingen liggen. Ook worden door het plan geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt.
Bovendien ligt het plangebied niet binnen het invloedsgebied van (vaar)wegen waar gevaarlijke stoffen vervoerd worden en zijn er geen (ondergrondse) buisleidingen leidingen aanwezig waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect externe veiligheid voor het woningbouwplan dat in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Voor de bescherming van archeologische waarden is de Erfgoedwet van toepassing. De bedoeling is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
Voor rijksbeschermde archeologische monumenten geldt de bescherming op grond van de Erfgoedwet en hoeft in het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen.
Het archeologisch beleid van de gemeente Waterland is vastgelegd in de 'Archeologienota Waterland 2011'. In deze nota is verwoord hoe het behoud van archeologische waarden of het onderzoek daarnaar worden zeker gesteld. In de Archeologienota worden archeologische monumenten en vijf categorieën met archeologische verwachtingswaarden onderscheiden (zie tabel 5.4). Deze categorieën zijn weergegeven op een beleidskaart. Deze beleidskaart is opgesteld op basis van de kennis die de afgelopen jaren is verkregen bij diverse archeologische onderzoeken en op basis van de kennis over de ontstaansgeschiedenis van het gebied.
Categorie | Omschrijving |
Rijksbeschermd archeologisch monument | Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie. Er is een monumentenvergunning vereist. |
1 | Bij alle bodemingrepen rekening houden met archeologie. |
2 | Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 100 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 35 centimeter. |
3 | Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 500 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter. |
4 | Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 2.500 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter. |
5 | Rekening houden met archeologie bij een planomvang vanaf 10.000 m2 en diepte van grondroerende werkzaamheden vanaf 40 centimeter. |
Tabel 5.4 - Archeologische categorieën met bijbehorend beleid in de gemeente Waterland
Het plangebied ligt in z'n geheel binnen 'categorie 3'. In het geldende bestemmingsplan 'Marken 2013' (incl. Parapluplan 2018) is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen.
In de bijbehorende regels is aangegeven dat voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld een omgevingsvergunning nodig is. Voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren geldt dit ook.
Hoewel het voorliggende woningbouwplan en bijbehorende stedenbouwkundig verkavelingsplan uitgaat van woningen op nieuwe werven en daarmee een groot deel van het huidige maaiveld wordt opgehoogd (en dus geen bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 40 cm onder het huidige maaiveld), geldt dat niet overal in het plangebied. Om die reden is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd om de aanwezige verwachtingswaarde te toetsen. Het onderzoeksrapport (Sweco Nederland B.V., 'Archeologisch bureauonderzoek Marken boven Water, gemeente Waterland', ISSN-nummer 2468-4813, 14 juni 2021) is als Bijlage 12 bij deze toelichting gevoegd. De belangrijkste resultaten en conclusies zijn als volgt weer te geven.
Resultaten archeologisch bureauonderzoek
De natuurlijke bodemopbouw in het plangebied bestaat uit zeeklei met inschakelingen van veen. Op diepere lagen (14-16m onder maaiveld) komen dek- en stuifzanden alsook rivierduinafzettingen voor. Uit het onderzoek komt naar voren dat zich alleen op de diepte van de dekzanden mogelijke archeologische waarden bevinden. Dat laag is uit het Pleistocene en Vroeg Holocene landschap. De archeologische verwachting voor de hogere gronden (Nieuwe Steentijd tot heden) is laag. De landschappelijke situatie was tot in de moderne tijd ongunstig voor bewoning. Onderzoeken in de omgeving laten zien dat archeologische vondsten vooral in gronden van de (middeleeuwse) woon-werven van Marken gemaakt worden. Binnen het plangebied ligt er geen oude werf of terp.
Op basis van het bureauonderzoek wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren in het plangebied en het gebied vrij te geven tot een diepte van 14 meter beneden maaiveld. Er worden geen archeologische waarden verwacht binnen deze diepte. In het geval er bodemingrepen binnen het plangebied worden uitgevoerd die 14 meter beneden maaiveld of dieper reiken (w.o. heipalen), wordt geadviseerd om in overleg met de gemeente Waterland af te stemmen of archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.
Vertaling in het bestemmingsplan
Ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden dieper dan 14 m -mv, wordt een maatwerk dubbelbestemming archeologie opgenomen. Deze garandeert dat bij bodemingrepen dieper dan deze onderwaarde er, in overleg met het bevoegd gezag, alsnog archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Er zijn geen belemmeringen vanuit het aspect archeologie voor het woningbouwplan dat in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Voor de volledigheid wordt melding gemaakt dat, indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht is (vondstmelding via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeente Waterland).
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Beschermd dorpsgezicht Marken
Het eiland Marken is sinds 1971 in z'n geheel door het Rijk aangewezen als een beschermd stads- en dorpsgezicht. Een dergelijk beschermd gebied wordt van algemeen belang geacht wegens de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.
Marken is als beschermd stads- en dorpsgezicht aangewezen vanwege de karakteristieke houtbouw, kleurstelling (overwegend donkergroen of zwart) de nederzettingscultuur van de afzonderlijke werven en het contrast tussen hoger gelegen bebouwde werven en de overwegend onbebouwde tussen ruimten. In dit gebied is het beleid gericht op het handhaven, herstellen en versterken van de ruimtelijke karakteristiek en de samenhang van het gebied. Het toevoegen van bebouwing in het plangebied is daarmee vergunningsplichtig en wordt getoetst door de Monumenten- en Welstandscommissie Waterland.
Beeldkwaliteitsplan
Als onderdeel van het voorliggende woningbouwplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie hiervoor ook paragraaf 4.5.7). Naast diverse (welstands)criteria zijn daarin ook specifieke cultuurhistorische waarden opgenomen, waar bij de uitwerking van de plannen binnen het plangebied rekening gehouden moet worden. Het beeldkwaliteitsplan is voorgelegd aan en uitgebreid besproken met de Monumenten - en Westansdcommissie Waterland.
Het beeldkwaliteitsplan maakt geen onderdeel uit van het juridisch deel van het bestemminsplan. Het wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gelegd en vastgesteld door de raad en zal daarna als toetsingskader in het kader van welstand worden gehanteerd.
Dubbelbestemming
Om de karakteristieken van het beschermd dorpsgezicht van Marken te behouden, zijn er in het voorliggende bestemmingsplan nadere regels opgenomen, vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Marken'.
Naast de onderliggende enkelbestemming (bijvoorbeeld 'Woongebied - Werf') zijn hier de gronden mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
Bijzonder Provinciaal Landschap
Zoals in paragraaf 4.3.2 genoemd, zijn gronden in de directe omgeving van het plangebied door de provincie Noord-Holland aangewezen als Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) Marken. In de regels die bij het BPL horen zijn, is het regime opegnomen voor bescherming en waar mogelijk versterking en ontwikkeling van gebieden in Noord-Holland die landschappelijk, aardkundig, ecologisch of cultuurhistorisch van bijzondere waarde zijn. Het BPL is beschreven in kernkwaliteiten per deelgebied. Voor de omgeving van de nieuwe werven zijn met name van (cultuurhistorisch) belang:
Het plangebied maakt zelf geen onderdeel uitmaakt van het BPL Marken en als gevolg van de planontwikkeling die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt, worden er geen cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied aangetast.
Monumenten en beeldbepalende panden en objecten
Binnen het plangebied of in de directe omgeving ervan, zijn geen monumenten en /of beeldbepalende en waardevolle panden (gebouwen) aanwezig.
De cultuurhistorisch waardevolle objecten en gebieden die niet via de Erfgoedwet zijn beschermd, hebben een beschermende regeling gekregen in dit bestemmingsplan. Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Voor planologisch relevante kabels en leidingen gelden verschillende beschermings- en veiligheidsafstanden waar bij de bestemmingslegging van onder andere nieuwe functies rekening mee moet worden gehouden.
Binnen het projectgebied voor de nieuwe woningbouwontwikkeling op het Sportcomplex SV Marken zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Ook in de nabijheid van het plangebied zijn geen leidingen met gevaarlijke stoffen aanwezig (zie hiervoor ook paragraaf 5.10).
Bezien vanuit het aspect kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
De onderhavige ontwikkeling betreft de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject, wat als activiteit is opgenomen in de D-lijst onder categorie D11.2 (zie tabel 5.3).
Kolom 1 Activiteiten
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. |
Kolom 2 Gevallen
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of 3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. |
Kolom 3 Plannen
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet. |
Kolom 4 Besluiten
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet. |
Tabel 5.3 - activiteit D11.2 uit het Besluit milieueffectrapportage (d.d. 11-10-2021)
Het Besluit m.e.r. geeft onder 'gevallen' per activiteit aan wat de relevante drempel is voor een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Met de aanleg van het onderhavige stedelijk ontwikkelingsproject worden de (indicatieve) drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. niet overschreden, aangezien het planvoornemen minder dan 2.000 woningen betreft en de oppervlakte van het plangebied kleiner is dan 100 hectare. Op basis hiervan geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Indien een activiteit een omvang heeft die onder de drempelwaarden ligt, dan dient op grond van de selectiecriteria in de 'Europese richtlijn milieueffectbeoordeling' te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten, een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.- beoordeling'. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Daarvoor is door Sweco een aanmeldnotitie (Sweco, 'Vormvrije m.e.r.-beoordeling woningbouw sportcomplex Marken', referentienummer NL21-648800269-7359, 14-10-2021) opgesteld. Deze is als Bijlage 14 bij deze toelichting gevoegd.
Hieruit blijkt dat het plan (de woningbouwontwikkeling die in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt) geen belangrijke negatieve gevolgen heeft voor het milieu.
Op grond van deze uitkomsten heeft het bevoegd gezag, gelijktijdig met het vrijgeven van het ontwerpbestemmingsplan, besloten dat een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde is.
Gezien de omvang van de activiteiten in relatie tot de drempelwaarden en te verwachten effecten, zijn belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu uit te sluiten. Voor dit bestemmingsplan is geen m.e.r.-procedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Dit hoofdstuk geeft inzicht hoe de nieuwe situatie is vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor de gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van deze regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
Het belangrijkste onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Aan alle in het plan begrepen gronden worden ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening bestemmingen toegewezen. Zo nodig worden aan deze bestemmingen regels gekoppeld omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en van de zich daarop bevindende opstallen. Naast de bestemmingen kunnen ook dubbelbestemmingen voorkomen. Deze overlappen de 'gewone' bestemmingen en geven eigen regels, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen.
Bij bestemmingen kunnen aanduidingen voorkomen met als doel bepaalde zaken nader of specifieker te regelen. Aanduidingen zijn terug te vinden op de (analoge) verbeelding en hebben een juridische betekenis in het bestemmingsplan. Alle overige op de (analoge) verbeelding voorkomende zaken worden verklaringen genoemd. Verklaringen hebben geen juridische betekenis, maar zijn op de (analoge) verbeelding opgenomen om deze beter leesbaar te maken (bijvoorbeeld topografische ondergrond). Verklaringen worden in de digitale verbeelding niet uitgewisseld, waardoor die informatie de burger via de digitale weg niet zal bereiken.
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn ook digitaliserings- verplichtingen aan een bestemmingsplan gesteld. De regels en de verbeelding dienen daarom te zijn opgesteld volgens IMRO en SVBP, onderdeel van de zogenaamde RO Standaarden.
IMRO staat voor Informatie Model Ruimtelijke Ordening en heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene regels op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor uitwisseling van informatie tussen de organisaties op het gebied van de ruimtelijke ordening en aanverwante werkterreinen.
SVBP staat voor Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Doel van deze standaard is het op vergelijkbare wijze inrichten, vormgeven en verbeelden van bestemmingsplannen en de daarbij behorende uitwerkings- en wijzigingsbesluiten.
Vanaf 1 juli 2013 zijn de RO Standaarden 2012 verplicht. Concreet betekent dit dat nieuwe bestemmingsplannen vanaf die datum volgens deze standaard opgesteld en gepubliceerd moeten worden.
Het voorliggende bestemmingsplan is overeenkomstig deze vereisten opgesteld en is hiermee gereed om digitaal beschikbaar te stellen voor eenieder.
Zoals gezegd is voor de planregels de gestandaardiseerde opbouw uit de SVBP2012 aangehouden. Daarbij is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met Inleidende regels (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de bestemmingsregels, de algemene regels (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de overgangs- en slotregels. Daarbij staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Opgemerkt wordt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten, dit verschilt per bestemming.
Uit de landelijke standaarden volgen diverse verplichtingen voor wat betreft de verbeelding, zoals de kleur van de ondergrond (grijs) en minimaal weer te geven aspecten op de ondergrond. Ook de diverse kleuren van de bestemmingen, alsmede de verhouding van de op de verbeelding voorkomende lijndiktes zijn verplicht voorgeschreven.
Voor wat betreft de ondergrond van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), aangevuld met de Basisregistratie Kadaster (BRK) van 28 juli 2020.
Voor de verbeelding op papier wordt gebruik gemaakt van topografische en kadastrale ondergronden. Deze ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. Deze ondergronden dienen slechts ter oriëntatie. In de besluitvorming bij dit bestemmingsplan wordt vermeld welke ondergrond is gebruikt bij het opstellen van het plan.
De ondergronden (waaronder luchtfoto's) die worden gebruikt op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl worden beschikbaar gesteld door de website zelf. Ook die ondergronden zijn niet altijd actueel en tonen niet altijd alle bebouwing. De gemeente heeft daar geen invloed op.
In deze paragraaf wordt slechts waar dat noodzakelijk en nuttig wordt geacht een nadere toelichting gegeven op specifieke onderdelen van de planregels. Sommige regelingen zijn daarom hierna niet opgenomen: deze worden geacht voor zich te spreken.
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden, zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de groengebieden die in het stedenbouwkundig plan kunnen worden ingepast en openbaar toegankelijk blijven. Dit is vooral het geval rondom de oostelijke werf. Daarmee zijn de gronden onder meer bestemd voor groenstroken en beplanting. Maar ook water en waterberging en ondergeschikte wegen en paden zijn zonder meer toegestaan. De regels zijn inhoudelijk afgestemd op het bestemmingsplan 'Marken 2013'. Dit betekent ook dat er geen gebouwen en/of overkappingen zijn toegestaan, alleen andere bouwwerken, zoals terreinafscheidingen.
De bestemming 'Tuin-Bleken' is toegekend aan de taluds aan de buitenzijde van de nieuwe werven, de zogenoemde 'bleken'. Deze gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor het gebruik als tuin van de bewoners op de werven. Tevens zijn voetpaden toegestaan, alsmede ondergeschikte groenvoorzieningen en water.
Teneinde de bijzondere verschijningsvorm van deze nieuwe werven te borgen, is het oprichten van gebouwen uitgesloten op deze taluds. De taluds dienen open te blijven en een groene inrichting te krijgen en te houden. Hiermee kan een groene en zachte overgang naar het omliggende landschap worden gerealiseerd. Tevens zorgt de openheid van de taluds voor een zichtrelatie tussen het landschap en de nieuwe werven en tussen de nieuwe werven en de bebouwing op de Kerkbuurt. De open en groene taluds sluiten bovendien aan bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht van het gehele eiland Marken. Om deze redenen is tevens (in de specifieke gebruiksregels) bepaald dat gronden met de bestemming 'Tuin-Bleken' niet dienen te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Bor. Daarmee is vergunningvrij bouwen uitgesloten
Uitgezonderd van het bouwverbod zijn enkele zones op de hoeken van de oostelijke werf, waar ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', maximaal 8,00 m2 aan bergingen per hoofdgebouw mogelijk is, met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 2,40 en 3,5 meter.
Binnen de bestemming zijn overige bouwwerken, zoals een erfafscheiding, tot ten hoogste 1,00 m. toegestaan.
De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de bestaande toegangsweg naar het sportcomplex (vanaf de Walandweg), alsook voor de nieuwe ontsluitingsstructuur als onderdeel van de woningbouwontwikkeling.
Het betreft de ontsluitingsstructuur naar de twee nieuwe werven toe, evenals de verschillende parkeerterreinen die als openbare parkeerplaatsen worden ingericht.
De gronden binnen deze bestemming zijn derhalve onder meer bestemd voor straten en pleinen, voet- en rijwielpaden en parkeervoorzieningen. Gebouwen en/of overkappingen zijn niet toegestaan. Wel andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming. De regels zijn inhoudelijk afgestemd op het bestemmingsplan 'Marken 2013'.
De voor 'Water' bestemde gronden zijn bedoeld voor vaarten, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, en ook waterberging. Behalve dat deze bestemming is opgenomen voor een deel van de bestaande en te behouden watergangen binnen het plangebied, maken ook de nieuw aan te leggen watergangen ten behoeve van de noodzakelijke watercompensatie deel uit van deze bestemming.
Daarbij zijn de gronden bestemd voor het behoud het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Ter bescherming hiervan is voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden (zoals het dempen van waterlopen, het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en het vergraven van oevers) een omgevingsvergunning nodig. De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het kenmerkende patroon van de waterlopen dat werven en buurten begrenst, aan de waterhuishoudkundige functie van de waterlopen, en de landschappelijke en natuurlijke waarden en/of de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht. Wel is er een aantal uitzonderingen op deze vergunningplicht opgenomen, zoals werkzaamheden die nodig zijn voor het ontwikkelen van het woongebied op de twee nieuwe werven die in overeenstemming zijn met het 'Stedenbouwkundig plan Ontwikkeling Marken' dat als Bijlage 3 bij de regels is toegevoegd.
Gebouwen en/of overkappingen mogen binnen deze bestemming niet worden gebouwd.
De bestemming 'Woongebied - Werf' is aangebracht op de gronden bovenop de nieuwe werven. Binnen deze bestemming zijn in totaal maximaal 100 woningen toegestaan (in beide bestemmingsvlakken gezamenlijk) in de vorm van grondgebonden woningen (vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen/ twee-onder-één-kap woningen en rijwoningen) en gestapelde woningen. Binnen deze woonbestemming kunnen ook de bijbehorende openbare ruimtes en de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water worden gerealiseerd.
Gekozen is voor een globale bestemming ten behoeve van flexibiliteit voor de gebiedsontwikkeling. Op basis van deze globale eindbestemming kunnen rechtstreeks omgevingsvergunningen voor bouwen worden verleend.
Binnen de bestemming zijn de infrastructuur, de openbare ruimte en de woningen niet strak vastgelegd. Wel zijn in de bestemming regels opgenomen om de rechtszekerheid van omwonenden en gebruikers van gronden nabij het plangebied te waarborgen. Zo is middels een bouwvlak aangegeven waarbinnen de nieuwe woningen gebouwd moeten worden, waarmee tegelijkertijd de afstand daarvan tot bestaande functies in de omgeving is vastgelegd. De maximaal toegestane goot- en bouwhoogten van de woningen zijn in de regels vastgelegd. Daarbij is onderscheid gemaakt in de maximale goot- en bouwhoogte voor grondgebonden woningen (respectievelijk 4,5 en 9,5 meter) en maximale goot- en bouwhoogte voor gebouwen ten behoeve van gestapelde woningen (respectievelijk 6 en 11 meter).
Verder zijn bouwregels opgenomen voor het realiseren van bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen). Deze zijn alleen van toepassing op bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen.
Voor bijbehorende bouwwerken bij gestapelde woningen geldt dat deze uitsluitend binnen het hoofdgebouw, dus inpandig, zijn toegestaan.
Ook zijn bouwregels voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, opgenomen. Deze regels zijn afgestemd op bouwregels bij woonbestemmingen zoals die elders op Marken gebruikelijk zijn.
Overigens geldt dat voor het oprichten / bouwen van álle bouwwerken (dus voor woningen, bijbehorende bouwwerken, schuttingen, maar bijvoorbeeld ook zonnepanelen), getoetst dient te worden aan het bepaalde in Artikel 9 'Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Marken'. Concreet betekent dit dat voor het bouwen van deze bouwwerken een omgevingsvergunning nodig is, waarbij geldt dat:
Teneinde de bijzondere verschijningsvorm van de nieuwe werven te borgen, is bepaald dat de gronden met de bestemming 'Woongebied - Werf niet dienen te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Bor. Daarmee is vergunningvrij bouwen uitgesloten. De karakteristieke stedenbouwkundige opbouw van de werven, de relaties tussen het landschap en de werven en de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht van het gehele eiland Marken maken namelijk dat het oprichten van vergunningvrije bouwwerken ongewenst is. De beoogde ruimtelijke kwaliteit zou daarmee onder druk komen te staan.
Ook is als onderdeel van deze bestemming een nadere eisen-regeling opgenomen. Dit biedt een extra sturingsmogelijkheid om de ruimtelijke kwaliteit vorm te geven.
Beroep en bedrijf aan huis
De woonfunctie mag worden gecombineerd met beroepsuitoefening aan huis, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. Het betreft bedrijvigheid die in een woning (met behoud van de woonfunctie) kan worden uitgeoefend en die is gericht op het verlenen van diensten. Deze beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden aanvaardbaar geacht in woongebieden. Bij de regels is een lijst opgenomen als bijlage 3 met daarin de beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn toegestaan bij het wonen. Hiervoor mag maximaal 30% van de totale gezamenlijke bruto vloeroppervlakte worden gebruikt. Daarbij is aangesloten bij regelingen in andere (recente) Waterlandse bestemmingsplannen.
Ook is de gemeentelijke standaard voor het kleinschalig toeristisch overnachten die voor alle woonfuncties geldt in het plan betrokken.
Generatiewonen
Verder is het gebruik voor generatiewonen toegestaan, overeenkomstig het bestemmingsplan 'Waterland Parapluplan 2018'. Hierbij is geregeld dat een woning of bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt in het kader van samenwoning door meer dan één generatie.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
Ter bescherming van archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemming zijn mede bestemd ter behoud van de aanwezige archeologische waarden.
Deze dubbelbestemming is als maatwerk bestemming opgenomen naar aanleiding van het archeologisch onderzoek en wijkt derhalve af van de standaard gehanteerde archeologisch dubbelbestemmingsplan binnen de gemeente Waterland.
Bij werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren dieper dan 14 m onder maaiveld is een omgevingsvergunning nodig. Bij ingrepen kleiner dan de genoemde diepte is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Archeologisch onderzoek moet uitgevoerd worden door een gecertificeerd archeologisch onderzoeksbedrijf. Daarmee wordt gewaarborgd dat het onderzoek volgens de KNA-richtlijnen (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) wordt uitgevoerd.
Wijzigingsregels
Als met archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologisch waarden aanwezig zijn, kan met een wijzigingsprocedure de aanduiding worden verwijderd.
Artikel 9 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht Marken
Het gehele plangebied ligt binnen het beschermd dorpsgezicht van Marken. In de Erfgoedwet wordt voorgeschreven dat bij de aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht, een beschermend bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Voor het beschermen van deze waarden is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming richt zich, naast de regels van de voorkomende bestemmingen, op het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
De waarden van het beschermd dorpsgezicht staan beschreven in bijlage 1 'Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Marken', zoals opgenomen bij de regels.
In deze bestemming is een bouwverbod opgenomen. Hiervan kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning, mits:
Dit betekent dat bij bouwplannen altijd beoordeeld wordt wat de effecten van het bouwplan zijn op de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht en alleen kan worden gebouwd als dat in overeenstemming is met de uitgangspunten van het stedenbouwkundig plan. Op deze wijze wordt de totstandkoming van de beoogde ruimtelijke kwaliteit in relatie tot het beschermd dorpsgezicht gewaarborgd,
Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorische waterlopen
Deze bestemming beschermt een specifieke cultuurhistorische waarde, namelijk het voormalige Goudriaankanaal. Wijzigingen aan deze specifieke verkaveling is niet toegestaan.
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
De beschermingszone van de Omringkade Marken is voorzien van deze dubbelbestemming. Deze waterkering is van belang voor de bescherming van het achterland tegen het water. Deze dubbelbestemming is uit het vigerende bestemmingsplan 'Marken 2013' overgenomen.
Met deze bestemming wordt voorzien in het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden van de waterkering. Ter bescherming van de waterkerende functie is voor diverse werken en werkzaamheden, waaronder het ophogen en afgraven van gronden en het aanbrengen van diepwortelende beplanting een omgevingsvergunning nodig. Daarnaast mogen er geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd. Andere bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming zijn wel toegestaan. Via afwijking kunnen gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming eveneens worden toegestaan. Voor een dergelijke afwijking moet worden getoetst of er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
In het Besluit ruimtelijke ordening is hiervoor een standaard bepaling opgenomen. Het besluit verplicht om deze bepaling in het bestemmingsplan op te nemen.
Artikel 13 Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling voor dakterrassen opgenomen, zoals dat ook voor andere woningen is toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan 'Marken 2013'. Tevens is een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over strijdig- en niet-strijdig gebruik van de gronden binnen het plan. Daaronder valt ook de mogelijkheid voor 'generatiewonen', zoals deze in het bestemmingsplan Waterland - Parapluplan 2018' is geïntroduceerd. Deze bepaling maakt, onder voorwaarden, bewoning van één woning mogelijk door meerdere generaties.
Tevens is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor kleinschalig toeristische overnachtingsmogelijkheden.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
Milieuzone - geurzone
In verband met de nabijgelegen grondgebonden veehouderij aan het Oosterpad 2 is de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – geurzone’ opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn nieuwe geurgevoelige objecten, zoals woningen, niet toegestaan.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Hier zijn algemene afwijkingsregels (onder voorwaarden) opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Het betreft onder meer een afwijkingsmogelijkheid om maximaal 15% van de bij recht voorgeschreven maten, afmetingen en percentages af kunnen te wijken.
Parkeerbeleid
Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen, beheersverordeningen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen) niet meer van toepassing. Regelingen met betrekking tot stedenbouwkundige bepalingen, waaronder de parkeerbepalingen, dienen daarom in ruimtelijke plannen te worden opgenomen.
Om die reden is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen. Bij het toepassen van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen, of bij de bevoegdheid om te beoordelen of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan, past de gemeente het geldende parkeerbeleid toe. Als dat beleid na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan verandert, dan wordt het nieuwe geactualiseerde beleid toegepast zoals dat geldt ten tijde van de toepassing van de bevoegdheid.
De parkeerplaatsen moeten niet alleen worden gerealiseerd, maar ook in stand worden gehouden.
Deze overgangsregels zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Bij het tenietgaan van bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen bestaat de mogelijkheid om terug te bouwen. Onder een calamiteit wordt hier verstaan: een verwoesting door een onvermijdelijk, eenmalig, buiten schuld van de indiener van de bouwaanvraag veroorzaakt onheil.
Hier is bepaald hoe de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteedt aan het aspect grondexploitatie.
Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun mening op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Voorbereidingsfase
Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid, zal de gemeente belanghebbenden de gelegenheid gegeven om, via een inspraakprocedure, zijn of haar inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.
In voorbereiding daarop is met de Eilandraad van Marken meermaals overleg gevoerd over het stedenbouwkundig plan. Tevens is er een website gepubliceerd waarop eenieder kennis heeft kunnen nemen van het stedenbouwkundig plan en de totstandkoming daarvan.
Artikel 3.1.1. overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het (concept) bestemmingsplan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties.
Er is op het planvoornemen gereageerd door de volgende instanties:
De binnengekomen vooroverlegreacties zijn verwerkt in voorliggend bestemmingsplan
Naderhand is nog een reactie door de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland ingediend die alsnog is meegenomen. Dit betreft de bereikbaarheid en opstalplaatsen van veiligheidsdiensten. In goed overleg is het stedenbouwkundig plan aangepast op de reactie en wensen van de veiligheidsregio.
Ontwerpfase
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd voor zienswijzen.
Vaststellingsfase
Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 31 december 2021 voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn twee zienswijzen ontvangen.
Ten aanzien van de ingekomen zienswijzen is een standpunt bepaald in de Zienswijzennotitie. Het resultaat van de Zienswijzennoititie is verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan moet een exploitatieplan (ex. art. 6.12 Wro) worden vastgesteld. Op basis van het exploitatieplan kunnen (plan)kosten worden verhaald.
Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden als het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden. Eveneens hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld als:
Het bestemmingsplan is een op ontwikkeling gericht plan.
De gemeente heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten, waarin tevens het planschadeverhaal is geregeld. Het opstellen van een exploitatieplan is hierdoor niet langer noodzakelijk. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd.