direct naar inhoud van REGELS
Plan: Monnickendam - Kloosterdijk 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Monnickendam - Kloosterdijk 2 met identificatienummer NL.IMRO.0852.BPLGMOkloosd2012-va01 van de gemeente Waterland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanleggelegenheid:

constructie aan een oever of kade, in of op het water, waaronder een steiger, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijfsmatige activiteit aan huis of een beroepsuitoefening aan huis, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 beroepsuitoefening aan huis:

het kleinschalig uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

1.10 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 botenhuis:

een gebouw al dan niet geheel of gedeeltelijk gebouwd over het water, bedoeld voor de stalling en normaal onderhoud van boten;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw waarbij per bouwlaag over 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,40 m aanwezig c.q. mogelijk is; een volledig onder het peil gelegen ruimte wordt hieronder niet begrepen;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 brutovloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een woonfunctie (hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) of een andere gebruiksfunctie;

1.23 dakkapel:

een uitspringend venster als onderbreking in een dakvlak voorzien van een eigen dak en van zijwanden;

1.24 dakterras:

een plat dak dat door de wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als terras. Een balkon (uitsluitend of op een erker) wordt niet als een dakterras gezien;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening:

werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van garagebedrijven;

1.27 dove gevel:

een gevel zonder te openen delen, met uitzondering van die delen van de gevel die niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.28 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.30 erker:

een ondergeschikt bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, bouwhoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

  • kleinschalig evenement:

een evenement met een kleinschalig karakter met een duur van maximaal één dag, waarbij geen versterkte muziek wordt toegepast en dat geen grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

  • middelgroot evenement:

een evenement met een duur van maximaal één of twee dagen, exclusief opbouwdag, waarbij versterkte muziek wordt toegepast en dat een geen grote publieksaantrekkende werking met zich meebrengt;

  • groot evenement:

een evenement met een luidruchtig karakter, een duur van één, twee of drie dagen, exclusief opbouwdag, met een grote publieksaantrekkende werking en een geluidsproductie die tot (ver) buiten het terrein van het evenement hoorbaar is;

1.33 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, rustpunten, vissteigers, picknickplaatsen, of naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van medegebruik;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

a. horecabedrijf categorie I

een horecabedrijf dat met name etenswaren en maaltijden verstrekt en daardoor slechts beperkt hinder veroorzaakt voor omwonenden, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, lunchroom, theetuin, ijssalon, restaurant, al dan niet als onderdeel van een horecabedrijf categorie III.

b. horecabedrijf categorie II

een horecabedrijf dat aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken, zoals een bar, een biljartcentrum, een café en zalenverhuur.

c. horecabedrijf categorie III

een horecabedrijf dat met name logies verstrekt, zoals een pension, een motel en een hotel, met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder eet- en drinkgelegenheid, sport- en wellness, en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.37 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, met inbegrip van productiegebonden detailhandel, die door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.39 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windmolens/-turbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.40 ligplaats:

ligplaats voor elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend wordt gebruikt voor recreatief gebruik;

1.41 luifel:

een open constructie, geen overkapping zijnde, aan een gevel, die al dan niet constructief deel uitmaakt van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg:

langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de zorgverlening wordt uitgeoefend in of bij een (bedrijfs)woning;

1.44 meergeneratiewoning:

één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;

1.45 meetverschil:

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.46 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.47 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van kleine etenswaren en dranken;

1.48 overkapping:

elk bijbehorend bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand, niet bedoeld een luifel;

1.49 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct een duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.50 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het zomerwaterpeil;
1.51 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse of in de directe omgeving worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.52 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.53 rustpunt:

een plek bij een particulier of een agrariër waar passerende wandelaars en fietsers op het erf kunnen pauzeren en op verhaal kunnen komen, in combinatie met een picknickplaats met voorzieningen, zoals een picknicktafel, het verstrekken van lichte versnaperingen, informatie en het bieden van reparatiemogelijkheden voor fietsen;

1.54 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen, verstrekken of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of tafel;

1.56 terras:

een buiten de besloten ruimte van de inrichting deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt;

1.57 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s);

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

1.59 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.60 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object, waaronder tevens een woonark, een casco en naar de aard daarmee gelijk te stellen object wordt verstaan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor balkon- en dakterrashekken: het hoogste punt tussen het balkon- respectievelijk het dakterrashek en de bovenkant van het dak;
2.2 de breedte / diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de diepte van een aanleggelegenheid:

vanaf de waterkant tot het einde van de aanleggelegenheid;

2.5 de gezamenlijke brutovloeroppervlakte:

tussen de binnenwerkse gevelvlakken en scheidingsmuren van alle ruimten die bij het meten worden betrokken;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat wanneer zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, de goothoogte van de dakkapel als goothoogte wordt aangemerkt;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De inhoud van een bouwwerk wordt berekend exclusief ondergrondse ruimtes, zoals een kelderruimte;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 de afstand tot de weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg.

2.10 Uitzondering meetwijze

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

2.11 Bestaande maatvoeringen
  • a. Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden.
  • b. In die gevallen dat bestaande hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande maatvoeringen als ten hoogste toelaatbaar aangehouden.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Natuur - 2

Link naar de toelichting op de bestemming: Natuur - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de meren en poelen, waterlopen, riet- en oeverstroken en eilanden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. aanleg gelegenheid, ter plaatse van de aanduiding "aanlegsteiger".
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "aanlegsteiger" bedraagt:
    • 1. de lengte van een aanleggelegenheid ten hoogste 25,00 m;
    • 2. de breedte van een aanleggelegenheid ten hoogste 2,00 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's, die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen van oevervegetaties;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
3.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 4 Tuin

Link naar de toelichting op de bestemming: Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen of woongebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • d. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. er worden geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,00 m.

Artikel 5 Verkeer

Link naar de toelichting op de bestemming: Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden;
  • b. sloten, bermen en beplanting;
  • c. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • d. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • e. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • a. de bouwhoogte van terrasschotten/-afscheidingen bedraagt ten hoogste 1,50 m;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 15,00 m.

Artikel 6 Wonen - 1

Link naar de toelichting op de bestemming: Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woonhuis met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kleinschalig toeristisch overnachten;
  • b. een meergeneratiewoning, met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. kleinschalig toeristisch overnachten;
  • c. een botenhuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - botenhuizen';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;
  • g. rustpunten;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt:

  • a. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen of meergeneratiewoningen gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak worden ten hoogste twee hoofdgebouwen gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • d. als hoofdgebouwen mogen alleen vrijstaande woonhuizen of meergeneratiewoningen worden gebouwd;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 315 m²;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 30º en ten hoogste 60º;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10,00 m;
  • i. een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 360 m²;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 4,00 m;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • d. een botenhuis wordt uitsluitend gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - botenhuizen";
  • e. de goothoogte van een botenhuis bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • f. de bouwhoogte van een botenhuis bedraagt ten hoogste 8,00 m.
6.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gebouwd als afscheiding met het water op een afstand van ten minste 1,00 m vanaf de bestemming 'Natuur - 2' ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,00 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de verkeers- en parkeersituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  • b. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw;
  • c. de diepte van de uitbreiding van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 3,00 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij het een meergeneratiewoning betreft, in welk geval twee woningen zijn toegestaan;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Kleinschalig toeristisch overnachten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4 onder b en e in die zin dat ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van het woonhuis en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² wordt gebruikt voor het bieden van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, mits:

  • a. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4 onder e in die zin dat afhankelijke woonruimte in de zin van mantelzorg wordt toegestaan in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. eerst alle mogelijkheden van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken optimaal benut worden om door inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met het op hetzelfde perceel gesitueerde woonhuis, waarbij de maximale afstand van het woonhuis tot het bijbehorend bouwwerk 20,00 m bedraagt;
  • f. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • g. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Wonen - 2

Link naar de toelichting op de bestemming: Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woonhuis met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. kleinschalig toeristisch overnachten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;
  • e. rustpunten;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt:

  • a. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. per bouwvlak wordt ten hoogste één hoofdgebouw gebouwd;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 4,50 m;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten minste 30º en ten hoogste 60º;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 10,00 m;
  • g. een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap;
  • h. een gevel waarop volgens het akoestisch onderzoek zoals opgenomen in bijlage 6 van de toelichting een geluidsbelasting van meer dan 53 dB geldt, mag uitsluitend worden uitgevoerd als dove gevel.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 40 m² per hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • c. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten minste 30º en ten hoogste 60º;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • e. een gevel waarop volgens het akoestisch onderzoek zoals opgenomen in bijlage 6 van de toelichting een geluidsbelasting van meer dan 53 dB geldt, mag uitsluitend worden uitgevoerd als dove gevel.
7.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er worden geen andere bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie, paardrijbakken, zwembaden en tennisbanen gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gebouwd als afscheiding met het water op een afstand van ten minste 1,00 m vanaf de bestemming 'Natuur - 2' ten hoogste 1,00 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • d. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, bedraagt ten hoogste 3,00 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bouwen buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de verkeers- en parkeersituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw niet wordt overschreden;
  • b. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het hoofdgebouw;
  • c. de diepte van de uitbreiding van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 3,00 m.
7.3.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.2 onder a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

  • a. de vergroting alleen wordt toegestaan op percelen met een omvang van ten minste 1000 m²;
  • b. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het bebouwingsbeeld.
7.3.3 Veranderen dakhelling bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.2 onder c in die zin dat de dakhelling van bijbehorende bouwwerken wordt verlaagd dan wel dat een bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een plat dak, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige toeristische overnachting in een woning zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de woning, en meer dan twee kamers worden gebruikt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan kleinschalig toeristisch overnachten, rustpunten en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij het een meergeneratiewoning betreft, in welk geval twee woningen zijn toegestaan;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en voor een beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, en/of een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel bij een beroepsuitoefening aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, zwembad en/of een tennisbaan, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Kleinschalig toeristisch overnachten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4 onder b en e in die zin dat ten hoogste 50% van de brutovloeroppervlakte van het woonhuis en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² wordt gebruikt voor het bieden van een kleinschalige toeristische overnachtingsmogelijkheid, mits:

  • a. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4 onder e in die zin dat afhankelijke woonruimte in de zin van mantelzorg wordt toegestaan in een bijbehorend bouwwerk, mits:

  • a. eerst alle mogelijkheden van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken optimaal benut worden om door inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • c. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte beperkt blijft tot 60 m²;
  • e. het bijbehorend bouwwerk ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met het op hetzelfde perceel gesitueerde woonhuis, waarbij de maximale afstand van het woonhuis tot het bijbehorend bouwwerk 20,00 m bedraagt;
  • f. dit geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • g. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Leiding - Riool

Link naar de toelichting op de bestemming: Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) worden op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming. Deze bepaling geldt niet voor bestaande bouwwerken.

8.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd.

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,00 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 m;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
8.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende leiding.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Riool' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, mits er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Waarde - Aardkundig

Link naar de toelichting op de bestemming: Waarde - Aardkundig

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden.
9.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels
9.3.1 Werken en werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.2 in die zin dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden van het gebied.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, diepploegen, egaliseren, afgraven en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
9.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 9.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en het normaal gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden.

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting op de bestemming: Waarde - Archeologie 1 en 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
10.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
10.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 10.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
10.3.3 Toetsingscriteria

De 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
10.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 4

Link naar de toelichting op de bestemming: Waarde - Archeologie 1 en 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
11.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 2.500 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 2.500 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 2.500 m² op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 2.500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
11.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 11.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
11.3.3 Toetsingscriteria

De in 11.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
11.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

Link naar de toelichting op de bestemming: Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waarden zijn niet van toepassing op de niet-genormeerde regionale waterkeringen, zoals weergegeven op de kaart in Bijlage 2.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen worden op of in deze gronden, met uitzondering van de gronden gelegen binnen de grenzen van een niet-genormeerde regionale waterkering, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2, geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming. Dit verbod is niet van toepassing op bestaande gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken binnen de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen.

12.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de dubbelbestemming

Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd.

12.2.3 Andere bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • de bouwhoogte van de andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,00 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen, overkappingen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
12.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m;
  • d. het aanleggen, dempen of vergraven van watergangen en/of -partijen.
12.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 12.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. gronden betreffen die gelegen zijn binnen de grenzen van een niet-genormeerde regionale waterkering, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2.
12.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits de waterkering en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingsregels, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van stalling van ten hoogste één toercaravan en/of vaartuig op het bij een woonhuis behorende perceel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken als ligplaats voor woonschepen en recreatievaartuigen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "aanlegsteiger";
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen;
  • j. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de beoefening van de parasport en voor het gebruik van ultra lichte vliegtuigen;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor lawaaimakende functies, zoals modelvliegterreinen, motorsportterreinen, en daarmee vergelijkbare functies die verstoring van de rust veroorzaken binnen de in de Provinciale Milieuverordening van 11 juli 2011 aangewezen stiltegebieden.
14.2 Uitzondering op het strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze gebruiksregels, wordt niet gerekend:

  • het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden als evenemententerrein.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

Link naar de toelichting op de bestemming: Vrijwaringszone - Dijk

15.1 vrijwaringszone - dijk
15.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkeringen.

15.1.2 Bouwregels gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) worden op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding.

15.1.3 Bouwregels andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze dubbelbestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, bedraagt ten hoogste 2,00 m.
15.1.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.1.2 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
15.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van dakopbouwen met ten hoogste 1,00 m wordt vergroot;
  • d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw, mits:
      • de diepte van een erker ten hoogste 1,00 m bedraagt;
      • de bouwhoogte ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,20 m, bedraagt;
    • 2. balkons, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;
      • de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;
    • 3. liftinstallaties ten behoeve van de huisvesting van minder validen, mits:
      • de bouwgrens met niet meer dan 2,00 m wordt overschreden;
      • de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Monnickendam - Kloosterdijk 2

van de gemeente Waterland .

Behorend bij het besluit van 26 maart 2015.